Schaduwkanten Automatisering speelruimte te laten. Eerder dan aller wegen werd verwacht, is deze speel ruimte echter opgesoupeerd. De toename van onze uitvoer bleef ver achter bij die van de invoer, deels als gevolg van een verslechtering van de in ternationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven, vooral als weerslag van een te sterke groei van ons loon- en salarisniveau. De verslech tering van de internationale concurren tiepositie van ons land blijkt met name uit het achterblijven van de groei van onze uitvoer bij de groei van de wereld handel en het toenemend aandeel van concurrerende buitenlandse produkten op onze binnenlandse markt. Om de economische moeilijkheden niet nog verder te laten oplopen en een te rugkeer tot gezondere verhoudingen mogelijk te maken, is ook een afrem ming van de groei van de overheidsuit gaven absoluut noodzakelijk, overigens in combinatie met een beleid, gericht op verbetering van onze internationale concurrentiepositie. Wat dit laatste betreft behoeft niet al leen gedacht te worden aan afremming van de stijging van de kosten, maar ver dient ook een bredere spreiding van onze export qua produktenpakket en af zetgebieden de volle aandacht. In de thans op gang gekomen sterke hernieuwde stijging van de olieprijzen zullen de betalingsbalansen in de we reld, die vijf jaar na de vorige olieschok weer redelijk op evenwicht afkoersten, opnieuw uit het lood worden geslagen. Anders dan in 1973/74 komt deze nieu we schok in een situatie waarin zeer veel landen zich reeds tot hun nek in de schulden voor betalingsbalansfinancie ring hebben gestoken en bovendien het internationale bankwezen veruit het grootste deel van de financieringslast op zich heeft genomen. Het internationale bankwezen lijkt thans reeds aan de grenzen van ver antwoorde uitzettingen te zijn geko men. In deze situatie kan men ver moeden dat een nieuwe schok, zelfs al zou hij wat kleiner zijn dan 5 jaar geleden, moeilijker verwerkt kan wor den, omdat de rek van de risicosprei ding en de aanvaardbare risico's er uit is. Deze hernieuwde schok kan Neder land mogelijk wat minder direct raken in de vorm van verhoogde energieprij zen. Als echter nieuwe recessieve ont wikkelingen in de wereld op gang ko men, is het weerstandsvermogen van de Nederlandse economie nog vol strekt onvoldoende hersteld om dit op te vangen. Het grootste pluspunt in de ontwikke ling van de Nederlandse economie in het afgelopen jaar vormde de verdere teruggang van de geldontwaarding. Vol gens de president van De Nederland- sche Bank in zijn jaarverslag over 1978 behoeft men geen orthodoxe monetarist te zijn om te constateren dat het krappe monetaire beleid heeft bijgedragen tot deze teruggang. In dit verband speelt de heersende kredietrestrictie een rol. Deze kredietrestrictie heeft echter ook aan merkelijke schaduwkanten, vooral tot j uiting komend in de vorm van een op waartse druk op het rentepeil. De banken, in hun streven om neutrale middelen aan te trekken, en vooral de overheid ter dekking van haar te grote financieringstekort, zijn voortdurend be- zig aan de vraagkant van de kapitaal markt. We vinden dit weerspiegeld in een, voor Nederland, ongekend hoog reëel rente peil van rond 5 (verschil tussen kapi taalmarktrente en geldontwaarding). Ook de rente-ontwikkeling in het bui tenland en de koersverhoudingen op de wisselmarkten spelen hierbij een rol. De zelfstandige invloed van de kredietre strictie op het heersende hoge rentepeil mag ook zeker niet uit het oog worden verloren. i Integendeel, een hoog reëel rentepeil is bepaald niet bevorderlijk voor de inves teringsontwikkeling. Er wordt wel eens beweerd dat investeringen weinig ren- tegevoelig zijn. In het verdere verleden, toen renteschommelingen van beperkte omvang waren en de bedrijfsresultaten I nog ruimere marges te zien gaven, mag dit wellicht hebben gegolden. In de hui dige omstandigheden met grote schom melingen, krappe of negatieve winst marges en een sterk toegenomen kapi taalintensiteit - grotendeels gefinan cierd met vreemd vermogen - ligt dit echter wel wat anders. Een 1 a 2 procent hogere of lagere rente op vreemde middelen maakt veelal een aanmerkelijk percentage uit op het eindresultaat van een produktiebedrijf. Het is daarom te betreuren dat er voor alsnog weinig signalen zijn die een ren- tedaling doen verwachten. Ter afronding enkele ontwikkelingen van organisatorische aard: de uitvoering van onze automatise ringsplannen zal in de komende jaren veel aandacht en inspanning van de organisatie vragen. Zonder thans uit voerig op deze automatisering te willen ingaan, zou ik toch graag nog eens wil len vaststellen, dat én voor kwaliteits verbetering én voor noodzakelijke kos tenverlaging verdergaande automatise ring onontkoombaar is. Ter versterking van onze concurrentie positie en daarmede ter bevordering van de werkgelegenheid bij onze cliën ten en op lange termijn bij onze organi satie. Wij moeten daarom de technische ontwikkelingen niet alléén als een be dreiging zien, maar er juist - zo enigs zins mogelijk - positief op inspelen. Deze nieuwe ontwikkeling in de auto matisering kan tevens een versterking betekenen van onze gedecentraliseerde organisatiestructuur en precies inhaken op de kleinschaligheid van onze zelf standige aangesloten banken. En we weten het langzamerhand: hierin ligt, binnen het kader van een hechte organisatie, juist de kracht en de flexibi liteit van onze bank. De sociale problemen, die met deze automatiseringsontwikkelingen sa menhangen, zullen wij gezamenlijk en in onderlinge solidariteit kunnen en moeten oplossen. Dit zal wederom veel en goed overleg vereisen met de medewerkers en hun organisaties, maar óók binnen de diverse bestuurs- geledingen van onze bank. Bij noodzakelijke herplaatsing van personeelsleden binnen de Rabobank- organisatie zal het beleid erop gericht zijn om daarvoor de actieve steun te krijgen van alle organisatorische een heden, zowel van de Aangesloten Banken, de kringen en de Centrale kring als van de Centrale Bank. Dit kan betekenen een onderlinge be reidverklaring tot plaatsing bij voor rang van de betrokken personeelsle den in voor hen in aanmerking ko mende vacante functies. Bij de regionalisatieproblemen zijn we er door een goede samenwerking uitge komen. Op één november kunnen we het startsein geven voor een nieuw be gin bij de begeleiding van de aangeslo ten banken. De Centrale Bank komt dan dichter bij de Aangesloten Banken te staan. Op termijn zullen een kleine hon derd medewerkers méér in de regio's te werk worden gesteld. Het merendeel van hen zal afkomstig zijn uit de centra- Ie kantoren van Eindhoven en Utrecht. Graag wil ik ten slotte vanaf deze plaats mijn waardering en dankbaarheid uit spreken aan allen, bestuurderen en me dewerkers, die in het afgelopen jaar aan de verwezenlijking van dit geheel heb ben bijgedragen. Zij hebben dit gedaan ter behartiging van de belangen van niet j alleen dat abstracte begrip, de coöpera- tieve bankorganisatie, maar ook voor de ruim 900 000 leden en onze miljoenen cliënten, die gezamenlijk zo'n 12 miljoen rekeningen door ons laten verzorgen. Ten slotte nog een persoonlijk woord. Ik geloof, voorzitter, dat we, voordat we de tachtiger jaren ingaan, voor een be langrijke nieuwe fase van onze ontwik keling staan. We merken dit allerwege als wij ons hoe langer hoe meer gaan begeven op terreinen die traditioneel niet de onze zijn. In het binnenland in de Toespraak van ir. P. J. Lardinois, voorzitter Hoofddirectie Centrale Rabobank

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 26