Zakelijk beleid
bevindt zich nog te veel in het begin
stadium.
Over het onderwerp 'lidmaatschap en
aansprakelijkheid', dat de Structuur
commissie bezighoudt, meen ik mij ech
ter enkele opmerkingen te mogen ver
oorloven, mede omdat het in de discus
sies van kringvergaderingen ter sprake
kwam. De Structuurcommissie bestu
deert, zoals u weet in het bijzonder de
vraagstukken die samenhangen met lid
maatschap en aansprakelijkheid.
De ledenaansprakelijkheid is, naar mijn
mening, wezenlijk voor de coöperatieve
ondernemingsvorm. Dat is in 100 jaar
coöperatie wel gebleken. Aansprakelijk
heid en de daarmee verbonden aan
spreekbaarheid of betrokkenheid vor
men twee kanten van onze organisatie:
zowel vereniging als bedrijf. Aansprake
lijkheid belichaamt de solidariteit, die er
binnen de coöperatie bestaat. Een soli
dariteit, waarop gelukkig onder ons
nooit een hard beroep gedaan hoefde te
worden. Maar wel een solidariteit, die er
behoort te bestaan, ook al komt het in
concreto nooit tot een omslag voor een
tekort. Voor mij hoort de aansprakelijk
heid bij de coöperatie omdat solidariteit
tussen de leden voor ons essentieel is.
Buiten de coöperatieve wereld waarin
de solidariteit terecht ook van zakelijk
belang wordt geacht - als bankorgani-
satie ervaren wij dat belang duidelijk -
wordt een solidaire aansprakelijkheids
regeling helaas weinig gewaardeerd.
Daarom hebben wij ons zelf twee vra
gen gesteld.
De eerste is, moeten wij vasthouden
aan onbeperkte aansprakelijkheid?
Ik voor mij meen, dat we een beperkte
aansprakelijkheid moeten overwegen.
Die beperking zal het solidariteitsele-
ment van de coöperatie niet aantas
ten.
De tweede vraag is, wie tot het lid
maatschap toegelaten moeten wor
den. Naar mijn mening alleen die
cliënten, die zich daadwerkelijk be
trokken weten bij het wel en wee van
hun bank. Dat kunnen particulieren
zijn. Maar bedrijven hebben vanouds
prioriteit in onze financieringsactivi
teit, zij zijn in het algemeen ook veel
intensiever bij het bankwezen betrok
ken dan de meeste particulieren wier
omvangrijkste transactie gewoonlijk
uit een eigen woningfinanciering be
staat. Ik meen, dat onze bedrijfscliën-
ten als ledenbestand het meest bij de
organisatie betrokken zijn. En als wij
dan zouden denken aan het verplicht
stellen van het lidmaatschap voor een
bepaalde groep van betrokkenen, dan
lijkt het voor de hand te liggen daarbij
uitsluitend te denken aan aanvragers
van bedrijfsfinancieringen.
Maar nogmaals wil ik hier stellen, dat
wij onze andere cliënten niets in de
weg moeten leggen om desgewenst
vrijwillig als lid toe te treden. Juist
omdat wij in brede lagen van de be
volking vertakt zijn, moeten wij het
toejuichen als iemand bewust vrijwil
lig voor het lid worden van een coöpe
ratieve bank kiest. Wij zijn een open
organisatie, voor iedereen I
De Structuurcommissie zal zich binnen
kort ook verdiepen in de zogenaamde
ledenbetrokkenheid. Het spijt mij, maar
ik wil het, net zoals ik op andere plaat
sen al eerder gedaan heb, ook hier
openlijk zeggen: de betrokkenheid tus
sen lid en bank laat in het algemeen
veel te wensen over.
Aan de balie, in de zakelijke sfeer, mag
dan veel en goed contact met de cliën
ten zijn - terecht! maar bij heel veel
banken is er weinig sprake van echte
communicatie tussen leden als zodanig
en bestuur. Dat is niet goed! Voor het
behoud van onze coöperatieve bank-
organisatie is het noodzakelijk, dat de
leden bij hun bank geïnteresseerd zijn
en er zich bij betrokken voelen. Ik weet
dat ook hier allerlei maatschappelijke
omgevingsinvloeden ons parten spelen:
de kunnen zijn, wordt er gemakkelijk
door versluierd. Hopelijk zal de Struc
tuurcommissie een aantal goede aanbe
velingen kunnen doen om die grijze
sluier te doorbreken.
U, bestuurders en directeuren van
onze banken, wek ik reeds nu met
klem op, om in ieder geval van uw
kant uw leden zo ver mogelijk tege
moet te treden. Betrek hen waar mo
gelijk in uw overleg, nodig hen harte
lijk en persoonlijk uit voor uw leden
vergaderingen. Kortom, toon van uw
kant uw betrokkenheid. Er zijn in onze
organisatie voorbeelden, die bewijzen
dat dit resultaat heeft. Communicatie
is per definitie meerzijdig. Door uw
bereidheid, uw lust tot communiceren
en informeren te tonen, zullen uw le
den zich tot hetzelfde gestimuleerd
voelen
Dames en Heren. Vergist u niet door te
denken, dat onze organisatie in haar be
drijf niet zakelijk te werk zou gaan. De
heer Lardinois, die zo dadelijk de jaarcij
fers over 1978 zal toelichten, zal u om
trent onze zakelijke aanpak zeker niet in
twijfel laten. Terecht, want geen enkele
bank kan zich handhaven zonder een
gezond zakelijk beleid. Dat ligt ten
grondslag aan de groei en de kracht van
onze Rabobanken. Voor ons als coöpe
ratieve banken is dat zakelijke in wezen
middel en geen doel. Niet de eigen im
portantie, de eigen groei, de eigen
macht is voor ons de heersende factor,
maar het blijvend in staat zijn om aan de
behoeften van onze leden en cliënten te
Inleiding van de heer C. G. A. Mertens,
voorzitter Raad van Beheer Centrale Rabobank