Geen belastingverhoging Profijtbeginsel dement, die best mogen laten zien dat het afschuiven van de verantwoordelijk heid voor de omvang van de werkgele genheid op de schouders van de over heid hun allerlaatste keuze behoort te zijn, omdat die het einde zou inluiden van het stelsel van ondernemingsgewij ze produktie. We zijn in Nederland beslist te ver doorgeschoten in een richting die de overheid voor alles aansprakelijk stelt wat maar even mis dreigt te gaan. Wie daaraan meedoet moet beseffen dat aan het einde van die weg een land ligt waar de overheid niet alleen alles financiert maar ook alles beslist. De RSV is daar een levend bewijs van. En wie dan denkt dat dit een groot goed zal zijn omdat de overheid im mers wordt geacht de wil van de ge meenschap te vertolken, geeft ervan blijk toch wel erg veraf te staan van het feitelijk functioneren van de de mocratie. eindelijk eens diepgaand te onderzoe ken welke reële mogelijkheden er zijn om de mensen voor diensten die de overheid nu gratis of vrijwel gratis levert een reële prijs te laten betalen. Waarom moet brood wel via de markt worden geleverd maar tal van overheidsdien sten niet? Ik heb de indruk dat het woord profijt beginsel de laatste tijd een wat min der pornografische klank heeft gekre gen dan in het begin van de jaren '70. En terecht. Het nog beperkt opgezette rapport 'Profijt van de overheid' opge steld door het Sociaal en Cultureel Planbureau, toont onmiskenbaar aan dat heel wat overheidsgeld door het systeem toevloeit naar categorieën van de bevolking die geheel of in be langrijke mate op eigen benen kunnen staan. Teveel zijn de overheidsuitga ven omkleed met het aureool sociaal, rechtvaardig, de zwaksten helpend, en dat soms geheel ten onrechte. onze volkshuisvesting zijn steentje bij te dragen, de zwaksten ijsselsteentjes, de sterksten straatklinkers. Wanneer we er in dit land niet in slagen de innerlijke veerkracht van onze volks huisvesting, waarover de president van De Nederlandsche Bank in zijn jongste jaarverslag spreekt, ook tot gelding te brengen dan gaan we jaren tegemoet waarin we steeds minder te besteden zullen hebben. En de ervaring leert dat zulk een ontwikkeling veelal de zwak sten in de samenleving eerder meer dan minder treft dan de sterken. Ik hoop van harte dat werkgevers, werknemers, re gering en parlement in dat besef hun natuurlijke neiging elkaar te lijf te gaan wat zullen beteugelen terwille van de toekomst van onze bevolking. Zo niet dan wordt het Holland op z'n smalst, ook voor onze welvaart. Ter afsluiting van dit gedeelte van mijn betoog maak ik nog een enkele opmerking. - Op de landelijke economistendag van 1978 heeft de heer Duisenberg gewe zen op een foutief en gevaarlijk element in de discussie over Bestek '81, dat evenals de 1 operatie van het vorig kabinet zijn oorsprong en noodzaak vindt in beperking van de lastenstijging. De neiging om de gaten in Bestek '81 geslagen, niet te vullen met vervangen de uitgavenbeperkingen, maar met aan vullende belastingmaatregelen, wijst Duisenberg af. Belastingverhoging helpt de minister van Financiën om het financieringste kort in te perken, maar de problemen van inflatie en werkloosheid worden dan genegeerd. Ik spreek de wens uit dat het kabinet en - zo voeg ik eraan toe - het CDA deze wijze raadgeving van een zo gezaghebbend deskundige niet - om het zo uit te drukken links zullen laten liggen. - Mijn tweede opmerking houdt nauw verband met de eerste. Volgens gegevens van de OECD bedroe gen de collectieve uitgaven van ons land in 1975 ruim 51 tegen 34,5 in 1962. En sedert 1975 heeft de stijging zich doorgezet. Samen met Zweden be hoort Nederland wat dit betreft tot de koplopers in de wereld. Kijken we naar de balansstructuur van onze industriële ondernemingen, dan zien we een drastische verslechtering van het eigen vermogen als bron voor de ondernemingsfinanciering en als on misbare buffer voor het opvangen van tegenslagen. In 1965 was de verhou ding eigen vermogen - vreemd vermo- Maar niettemin zijn we de laatste de cennia een heel eind in die richting ge gaan. Het evenwicht tussen eigen ver antwoordelijkheid en collectieve verant woordelijkheid is gestadig in de richting van collectieve verantwoordelijkheid verstoord. Merkwaardig genoeg is dit proces doorgegaan onder welk coalitie kabinet van de laatste jaren dan ook, zo moet ik de WD-ers in deze zaal toevoe gen. De onmisbare balans tussen recht vaardigheid en doelmatigheid in de fi nanciering van de overheidstaak en de sociale voorzieningen is te lang ver waarloosd en zal de komende jaren her steld moeten worden. Als wij vinden dat er teveel geconsu meerd en te weinig gespaard wordt dan wordt het hoog tijd ons te bezinnen op de vraag of ons fiscale systeem daar misschien iets mee te maken heeft. Als wij vinden dat er al te gemakkelijk een beroep wordt gedaan op sociale voorzieningen dan moeten we ons af vragen of de structuur van de sociale zekerheid en de financiering ervan niet wat dynamischer gemaakt kan worden door het inbouwen van evenwichther- stellende stimulansen die geacht mo gen worden redelijk het midden te hou den tussen rechtvaardigheid en doelma tigheid. Als we vinden dat extra arbeid teveel wordt ontmoedigd door de samenloop van sociale premies en sterk oplopende marginale belastingtarieven dan moe ten we ons toch ernstig gaan afvragen of de prijs daarvan niet erg hoog is, niet alleen in het achterwege blijven van ex tra inspanning maar ook in de vlucht in het zwarte circuit. Niet minder belangrijk zou het zijn nu Te weinig hebben we ons afgevraagd tot welk gedragspatroon ons systeem van collectieve uitgaven en collectieve inkomsten aanleiding geeft. Het zou veel waard zijn als overheid en sociale partners samen daarin eens koel-kli- nisch het ontleedmes zouden zetten en tot realistische voorstellen zouden ko men die evenzeer binnen de grenzen van rechtvaardigheid en doelmatigheid zouden liggen. Want ik vrees dat het voortgaan met vooringenomenheden ons in de jaren '80 duur te staan zal ko men. De marges voor het beleid zijn na het aardgascadeautje van 1974/1975 gestaag smaller geworden. Een van de leden van uw hoofddirectie komt de eer toe dat hij in een vroeger leven als een van de eersten niet alleen dit onder ogen heeft gezien maar er ook impopu laire beleidsconslusies uit heeft durven trekken. Het zou me niet verwonderen wanneer we het komende jaar helemaal geen kant meer uit kunnen als we alle rand voorwaarden die de laatste tijd door po litiek Nederland zijn opgebouwd in acht willen blijven nemen. We zitten dan in een keurslijf dat geen enkele beweging meer toelaat. Maar als wij allemaal op recht menen dat het scheppen van werkgelegenheid en het overeind hou den van onze betalingsbalans nationale prioriteit nummer één zijn, en er is vrij wel geen maatschappelijke of politieke groepering die dat niet zegt, dan zullen we daarvan ook de consequenties be horen te aanvaarden. Voor het met de mond beleiden van fraaie doelstellingen en vervolgens voorwaarden stellen die het realiseren van die doelstellingen illu soir maken heb ik weinig waardering. Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. En daaraan behoort ieder lid van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 11