wob
bereidheid bij ondernemers om daar sa
men de schouders onder te zetten. Op
die manier is het wellicht ook mogelijk
de grotere risico's en hoge transport
kosten welke daarmee verband houden
te spreiden, zodat individuele producen
ten niet al bij voorbaat worden afge
schrikt. Het eminente belang van de
landbouw voor onze nationale econo
mie rechtvaardigt zo'n gezamenlijke in
spanning ten volle.
DE KLEINE ZEEVISSERIJ
Na enige jaren van rust nemen de
nieuwbouwactiviteiten voor de zoge
noemde kleine zeevisserij toe. Ook uit
berichten in de pers blijkt dat de vissers
weer vertrouwen in de toekomst heb
ben. Bij diverse werven zijn bestellingen
geplaatst voor de bouw van moderne
kotters, in een aantal gevallen met grote
motorvermogens (tot 2000 pk toe). De
mogelijkheid bestaat dat door deze
nieuwbouw de capaciteit van de Neder
landse kottervloot weer gaat toenemen,
terwijl in 1975 en 1976 middels sane
ringsmaatregelen juist gestreefd is naar
vermindering ervan.
De nieuwbouw wordt waarschijnlijk ge
dragen door de verbetering van de ren
tabiliteit van de kleine zeevisserij in
1977 en vooral ook in 1978.
Hoewel de resultaten over 1978 nog
niet precies bekend zijn, zijn er toch wel
aanwijzingen dat het een goed jaar is
geweest. Dit gekoppeld aan het feit dat
een deel van de schepen in de zestiger
jaren werd gebouwd, én de bijdrage uit
hoofde van de WIR van 15% in de
bouwkosten van het nieuwe schip, kun
nen de investeringsneiging hebben be
vorderd.
Wij zijn van mening dat voorzichtigheid
ten aanzien van nieuwbouw en financie
ring van nieuwe kotters geboden blijft,
ondanks het optimisme dat kennelijk bij
een aantal vissers aanwezig is. Er zijn
nog een aantal onzekere factoren die
een negatieve invloed kunnen uitoefe
nen op de huidige kennelijk goede ren
tabiliteit.
Nog steeds zijn de vangsten van de be
langrijkste vissoorten van de Nederland
se kottervisserij, de tong en de schol,
aan een quotering onderhevig. Hoewel
het Nederlandse quotum voor 1979 ho
ger is dan het voor 1978 was, is het de
vraag of de visstand zich blijvend zoda
nig zal ontwikkelen dat er weer vrij on
beperkt kan worden gevangen zonder
die visstand weer aan te tasten.
Wel wordt vrij algemeen erkend dat het
tong- en scholbestand groter is dan
men oorspronkelijk had aangenomen.
Volgens de laatste berichten is het Ne
derlandse tongquotum voor 1979 dan
ook hoger (op ruim 11 000 ton) vastge
steld dan het in voorgaande jaren is ge
weest.
Er is nog steeds geen Europees visserij-
Vorige maand, op 9 april, overleed op de leeftijd van 58 jaar de heer R.
C. Nijmeijer, directeur van de Centrale Bank.
Zeer velen uit onze kring zullen dit overlijden als een persoonlijk ver
lies ervaren. Het opgewekte karakter en de open wijze van optreden,
welke de heer Nijmeijer kenmerkten, maakten hem gedurende de 29
jaar, dat hij aan de Centrale Bank was verbonden, vele vrienden. Het
waren ook deze kenmerken, die hem met zijn grote kennis van zaken
en gerijpt inzicht de vertrouwensbasis verschaften, waarop hij zonder
reserve zijn volle werkkracht voor onze organisatie en haar relaties
heeft ingezet.
Heel zijn loopbaan is verweven geweest met de enorme ontwikkeling
van onze coöperatieve banken sinds het eind van de tweede wereld
oorlog. Nijmeijer beleefde dit alles intens mee en bovenal, hij heeft er
ook intens toe meegewerkt!
Zijn persoon en het vele werk, dat hij in zijn arbeidzaam leven onder
ons heeft verricht, zullen wij in dankbare herinnering houden. Wij we
ten uit welke bron Nijmeijer zijn overtuiging putte, moge ook zijn
vrouw daaruit in haar verlies gesterkt worden.
C. G. A. Mertens
beleid vooral ook door tegenwerking
van Engelse zijde. Engeland en ook Ier
land claimen speciale rechten in zones
langs haar kust (tot 50 mijl), iets dat
vooral ook door de Nederlandse vissers
als onrechtvaardig wordt beoordeeld.
Wat de inhoud van een toch wel te ver
wachten Europees visserijbeleid zal zijn
is niet bekend. Wanneer dat beperkin
gen ten aanzien van de visserij in be
paalde zones zou inhouden, zou dat een
aantasting van de rentabiliteit van de
kottervisserij kunnen betekenen.
Een ander punt is, dat de motorbrand
stof (de gasolie) een belangrijke kosten
post vormt. Ook de vermoedelijk nog
verder stijgende olieprijzen zouden een
vermindering van de rentabiliteit met
zich brengen.
Deze negatieve factoren doen echter
niets af aan het feit dat de Nederlandse
kottervisserij moet trachten de continuï
teit van de bedrijfstak te handhaven.
Dat brengt met zich mee dat oude een
heden moeten worden vervangen door
moderne, nieuwe schepen. Daar kan
niets tegen zijn wanneer dat gebeurt op
een gezonde financiële basis, dat wil
zeggen zodanig dat het eigen inge
brachte vermogen een voldoende buffer
vormt om niet te voorziene tegenslagen
op te vangen. En dus dat de lasten van
de financiering (rente en aflossing) kun
nen worden opgebracht en er dan nog
een voldoende inkomen voor visser en
bemanning resteert.
Gezien de huidige onzekere factoren is
het wel nodig dat investeringsplannen
goed worden overdacht en dat ook de
fiscale consequenties goed worden in
gecalculeerd in overleg met deskun
digen.