wob wob De Schatkist is leeg. Aldus de kortste zin uit het Algemene overzicht van de President, het inleidende hoofdstuk bij het Jaarverslag van De Nederlandsche Bank N.V. over 1978. Met enige spanning hebben we, zoals ieder jaar, uitgekeken naar het voorjaarsrapport over onze economie. Het valt niet mee. Naast de geciteerde kortste zin over de inhoud van de Schatkist zijn er vele andere kernachtige uitdrukkingen te vinden, die alle aangeven dat onze volkshuishouding in een diep dal zit. Woorden en uitdrukkingen als verontrustend, grote zorg, onaanvaardbaar hoge loonkosten, ramp voor de werkgelegenheid, onvoldoende orde op zaken gesteld, komen op de ruim vijf aan Nederland gewijde bladzijden wel erg vaak voor. Het enige lichtpuntje in het sombere beeld is de teruggelopen inflatie: 'een van de gelukkigste en meest hoopgevende ontwikkelingen'. In dit verband wordt ook het enige pluimpje gegeven voor het gevoerde beleid 'Het monetaire beleid heeft zonder twijfel gunstig gewerkt. Men behoeft geen orthodoxe monetarist te zijn om te constateren dat het krappe monetaire beleid heeft bijgedragen tot de teruggang der inflatie - men denke hierbij vooral aan de beëindiging van de ongehoorde prijsstijgingen voor onroerend goed'. Terzijde zij opgemerkt, dat deze opvatting zich moeilijk laat rijmen met stijgingen van hypotheken door geregistreerde kredietinstellingen van 31 in 1977 en 27% in 1978 en doet vermoeden dat de oorzaken van het tot staan komen van de onroerend goed prijzen elders gezocht moeten worden. Ook dit ene lichtpuntje, de getemperde inflatie, wordt echter van zijn glans ontdaan doordat 'de internationale hemel die ten lange leste scheen te zullen opklaren, weer lijkt te versomberen'. Waar wij ons dan uiteindelijk aan moeten vastklampen is de slotzin uit het betoog van de President, waarvan het de moeite waard is hem in zijn geheel te citeren: 'Indien, in goed overleg tussen alle partijen, met betrekking tot het nationale kostenpeil en met betrekking tot de collectieve uitgaven in de komende jaren werkelijk stappen in de goede richting zouden worden gezet, behoeft - onder beding van de afwezigheid van nieuwe externe schokken - aan herstel van de welvaart niet te worden gewanhoopt'. Met deze zeldzame vervlechting van voorwaardelijke bijzinnen in een wanhoopshoofdzin zullen we het dan een jaar lang moeten stellen. Geen opwekkend vooruitzicht, maar daar is dan ook inderdaad geen reden toe. Duisenberg wob bedrijfsrelaties kennen, zo zal de bank zich aan de oudere cliënt moeten aan passen. Als we de jeugd als juniorrelatie beschouwen, dan vormt de oudere onze seniorrelatie. Een term die naar ons ge voelen de negatieve ballast van het woord bejaarde mist en waarin het res pect voor de ouderdom kan doorklinken. Als we vanuit deze visie de oudere cliënten, onze seniorrelaties, bezien zul len we op tal van terreinen ontwaren, dat zij ons als bank nodig hebben en dat wij als bank voor hen iets kunnen bete kenen. Juist als coöperatie moet het ons aanspreken deze oudere cliënten, die helaas gewoonlijk niet de sociaal sterk ste groep vormen, met raad en daad ter zijde te staan. De concrete wegen daar toe laten we hier rusten, maar een alge mene aanwijzing willen wij geven. Velen van de 65-plussers hebben nau welijks de tijd gehad om te wennen aan de gecompliceerde veranderingen in het bankbedrijf en op financieel terrein in het algemeen. Veranderingen, die door gaan en waarvan zij bij het klimmen der jaren al meer dreigen te vervreemden, eenvoudig omdat het 'niet bij te houden is'. Deze zorgen kunnen wij wegnemen door onze oudere cliënten te laten mer ken, dat zij werkelijk als een seniorrela tie worden beschouwd. Een oudere cliënt, die zonder erom te hoeven vra gen wat extra tijd, wat bijzondere infor matie krijgt, omdat zijn eigen bank heel goed weet, dat hij dat nodig heeft. Daardoor zal een vertrouwelijke sfeer ontstaan, die de oudere cliënt voor het afhandelen van zijn zaken op prijs stelt en die wij hem vanuit onze persoonlijke bankiersgedachte ook menen te kunnen bieden. EXPORT De export is de motor van onze nationale bedrijvigheid. We exporteren ruim de helft van onze binnenlandse produktie. Al enige jaren echter wil deze krachtbron niet al te best meer draaien. Hij is nodig aan revisie toe. De oorzaak van deze mankementen worden vooral toegeschreven aan de onderhoudskos ten die met name sinds de oliecrisis van 1973 enorm zijn gestegen. Daar zit veel waars in. De stijging van de olie- en an dere grondstoffenprijzen op de wereld markt heeft onze export aanzienlijk duurder gemaakt. Daar kwam bij dat het toch al hoge loonkostenniveau tegelij kertijd nog verder omhoog werd gekrikt, voornamelijk omdat steeds werd ge tracht het nadelig effect van deze prijs- inflatie op de wereldmarkt voor de bin nenlandse koopkracht van de werkne mers met prijscompensaties te neutrali seren. Een ontwikkeling die via trend methodiek voor de ambtenarensalaris sen en de indexeringsmechanismen van de sociale uitkeringen vervolgens weer tot verhoging van de collectieve uitga ven leidde. Er zijn nogal wat ondernemers en politi ci die het achterblijven van onze export geheel op rekening schrijven van het toenemend beslag dat de ontwikkeling van loonkosten en collectieve uitgaven op onze nationale middelen heeft ge legd. Dat lijkt ons een al te eenzijdige benadering. Natuurlijk kan niet ontkend worden dat het hoge loonniveau en het hoge peil van onze collectieve voorzie ningen tot uitdrukking komt in de prijs, welke men in het buitenland voor onze exportprodukten moet betalen. Maar dat is geen alles overheersende factor, zoals blijkt uit een artikel elders in dit nummer. Om nog even in motortermen te blijven: de vraag is of de mankemen ten waarmee onze krachtbron, de ex port, te kampen heeft niet ook zonder de hier genoemde oorzaken zouden zijn opgetreden, omdat onze chauffeurs tot nog toe meer heil zagen in regelmatig olieverversen, terwijl ze de veel duurde re tussentijdse revisies en verbeteringen van de machine liever nog wat voor zich uitschoven. LANDBOUW EN EXPORT Onder het hoofdstuk revisie valt in ieder geval een herbezinning op de samen stelling van ons exportpakket en een be tere geografische spreiding van de af zetmogelijkheden. Zo zal men meer oog moeten krijgen voor de export naar de niet-traditionele markten welke liggen buiten de Europese Gemeenschap, die 70 van onze export absorbeert. Bij de herbezinning op het exportpakket kan een belangrijk aandeel geleverd worden door de landbouw. Een verdere uitbouw van de export van agrarische produkten naar de niet-traditionele af zetmarkten in Zuid-Amerika is daar een voorbeeld van. Dit is van groot belang voor de continuïteit in de ontwikkeling van de Nederlandse landbouw. In dat verband gaat het vooral om de levering van uitgangs- en vermeerderingsmateri aal, zoals fokvee en pootgoed, gecombi neerd met export van Nederlandse agra rische know how. Daar is in deze landen meer vraag naar dan naar het vanouds bekende pakket agrarische produkten. Dr. W. F. Duisenberg, lid van onze Hoofddirectie, brak hier onlangs een lans voor op de 'dag van de agrarische export' in Den Haag. Het welslagen van activiteiten gericht op opvoering van de agrarische export naar landen buiten de Europese Ge meenschap zal echter afhangen van de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 6