wob ir. J. S. Keijser "f overleg en met veel begrip tot stand is gekomen. Aldus begint de uitwerking van de regionalisatiegedachte langza merhand gestalte te krijgen. Er is echter nog veel te doen om z mo gelijk voor deze zomer de gehele perso nele bezetting in alle regio's rond te krij gen. Ook de veranderingen in de organi satie binnen de centrale bank zullen in de komende maanden langzamerhand nog hun beslag moeten krijgen. Ook dit laatste is een zaak van goede voorbereiding en goed overleg in de vele directoraten die bij de regionalisa tie betrokken zijn, alsmede een zaak van de verschillende commissies van de On dernemingsraad van de centrale bank. Wanneer wij met dezelfde inzet en met dezelfde goede wil zoals het tot nu toe gebeurd is voortgaan, dan zullen wij er zeker in slagen om de regionalisatie voor het einde van het jaar rond te krij gen. Dan kan de regionalisatie in prak tijk gebracht worden. Vrijwel alle men sen zullen dan moeten wennen aan en inspelen op een nieuwe situatie. Dat zal ongetwijfeld enige tijd vergen, want de samenwerking in de regio's gericht op het zo goed mogelijk ondersteunen en versterken van de aangesloten banken en de organisatie als geheel groeit ten slotte alleen in de praktijk van alle dag. De voorjaarskringvergaderingen, alsmede de beide vergaderingen van de Centrale Kring hadden een goed verloop. De discussies werden gekenmerkt door zakelijkheid en openheid. 'Emoties', zoals die in het najaar nog wel eens naar voren kwamen, naar aanleiding van de regionalisatie, ontbraken volledig. Van de zijde van de kringvertegenwoordigers op de Centrale Kring werd duidelijk tevredenheid uitgesproken over deze vergaderstijl. Laten we hiermee doorgaan. Gezien de aanhoudend grote vraag naar leningen en kredieten stond de middelenwerving wederom in het middelpunt van de belangstelling. In het bijzonder werd ingegaan op een versoepeling van de verkoopmethodiek voor pandbrieven Rabohypotheekbank. Het antwoord dat we van de zijde van de Hoofddirectie konden geven kwam onvoldoende tegemoet aan de wensen van velen. Na de laatste Centrale Kringvergadering zijn we er dan ook nog eens zwaar ingedoken. Het begint er nu op te lijken dat we een goede oplossing en formule gevonden hebben. Ik ben blij met deze discussies én nog meer met het uiteindelijk resultaat. Het overleg inzake het consumptief krediet is inmiddels afgerond. De regelingen zijn in werking gesteld. Een al te overtuigende indruk dat hiermee het gewenste doel bereikt kan worden is bij mij niet overgebleven. Vooral ook niet omdat men wederom geen sluitende regeling voor de reclame heeft willen, respectievelijk kunnen treffen. Ik verwacht dan ook dat over een en ander nog heel wat gestoeid gaat worden in het komende jaar. Laten we maar eens afwachten. Ik hoop dat de - te verwachten - voortgaande discussie hierover zich wat waardiger zal voltrekken dan onlangs van de zijde van de RPS werd gedemonstreerd. Dit soort publiciteit kan het bankwezen én de overheid missen als kiespijn. De Algemene Vergadering dient zich spoedig aan. Het lijkt erop dat we deze, zonder grote spanningen in de organisatie, mogen tegemoetzien. Ook de groei van de balans en de rendementsontwikkeling gedurende de eerste maanden van 1979, ontwikkelen zich alleszins bevredigend. Laten we hopen dat we dit voorlopig zo mogen houden. Lardinois DE OUDERE CLIËNT Het spraakgebruik is met de bejaarde gauw klaar: dat is de in-actieve AOW- trekker, die de 65 is gepasseerd. Hij be hoort statistisch tot de belegen laag, die het 'bejaardenprobleem' vormt, omdat die laag alsmaar in omvang toeneemt: 9,6 van de bevolking in 1965, 10,8 in 1975 en als het zo doorgaat wordt het 13,7 in 2000. Bij het woord be jaarde denken we langzamerhand meer aan de last der jaren, dan aan de rijk dom daarvan welke een schat van erva ring, bezonkenheid en zelfs wijsheid in zich kan bergen. Als banken dienen we ons er natuurlijk bewust van te zijn, dat een steeds gro ter deel van onze cliënten tot de oude ren gaat behoren. Een ontwikkeling, die volgens de statistische verwachtingen zal doorgaan. Aan ons de taak om die cliënten ook in hun post-actieve levens fase op bancair en aanverwant terrein van dienst te zijn en zo nodig te begelei den. Dit zal een aparte aanpak vereisen. Niet omdat deze cliënten per definitie hulp behoevend zouden zijn - een associatie die het woord bejaarde oproept. Natuur lijk, er zijn bejaarden, die mentaal of physiek bijzondere steun nodig hebben, maar het zou beslist onjuist zijn de be jaarden als groep neerbuigend en betut telend tegemoet te treden. Voor ons blijve hij cliënt, maar net zoals we een aparte benaderingswijze voor jeugdige spaarders, voor particulieren en voor Met droefheid berichten wij dat ir. J. S. Keijser op 10 mei op 77-ja- rige leeftijd is overleden. Vanaf 1942, zes jaar lang als lid van het bestuur, en vervolgens tot zijn afscheid in 1966 achttien jaar lang als directeur, heeft de heer Keijser zijn uitnemende gaven ten dienste gesteld van de vroegere Utrechtse centrale bank en Raif- feisenorganisatie. Een groot man is in hem van ons heengegaan, die wij zowel als per soon als wegens zijn grote capaciteiten lang in herinnering zullen houden. Hij is de man geweest, die na de oorlogsjaren aan het coöpe ratieve landbouwkrediet, zoals dat in de Raiffeisenorganisatie gebun deld was, nieuwe impulsen heeft gegeven. Wij, evenals het coöpera tieve wezen in het algemeen, plukken ook nu nog de vruchten van zijn werk. Daarvoor vervult ons grote dankbaarheid. Ons hartelijk medeleven gaat uit naar mevrouw Keijser en de familie. C. G. A. Mertens

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 5