J nederlandse exporten jaren een aantal oorzaken genoemd. In wezen kunnen al deze mogelijke oorza ken samengebundeld worden tot één hoofdoorzaak namelijk de dalende con currentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Deze concurrentiekracht komt niet slechts naar voren in de mate waarin prijsconcurrentie gevoerd kan worden maar tevens in zaken als de sa menstelling van het aangeboden ex portpakket, de geografische spreiding van de Nederlandse exporten en de alertheid waarmee gereageerd wordt op nieuwe kansen en ontwikkelingen. Naar mijn overtuiging heeft deze ver minderde concurrentiekracht belangrij ke gevolgen voor de betalingbalans, omdat zij, na aanvankelijk slechts van belang te zijn geweest op de buiten landse markten, ook in toenemende mate een rol is gaan spelen op de bin nenlandse markt. Een verminderde con currentiepositie op de buitenlandse markten heeft gevolgen voor de export zijde van de balans, terwijl een toene mende concurrentie van buitenlandse bedrijven op de binnenlandse markten gevolgen heeft voor de importzijde. Achterblijvende exporten en toenemen de importen zijn dan een gevolg. De zwakten van onze exportsector gelden in even sterke mate voor de invoerver- vangende sectoren. De mate waarin prijsconcurrentie ge voerd kan worden, wordt in belangrijke mate bepaald door de hoogte van de loonkosten en de waarde van de valuta van het exporterende land. Beide zaken vallen voor Nederland niet zonder meer gunstig uit. Het loonkostenniveau is hoog, zeker wanneer dit vergeleken wordt met het niveau in de lage-loonlanden waar een belangrijk stuk concurrentie in de voor Nederland traditionele exportsectoren vandaan komt. Deze traditionele secto ren zoals de textiel- en confectie-indus- trie, de schoen- en lederwarenindustrie en andere arbeidsintensieve sectoren, evenals ook de scheepsbouw, konden in de concurrentiestrijd veelal slechts te rugvallen op prijsconcurrentie. De rela tief hoge loonkosten, versterkt door een harde gulden, zetten dientengevolge de rendementen onder zware druk, het geen een verder verzwakkende positie van deze sectoren in de hand werkte. Ten opzichte van de hoog geïndustriali seerde westerse landen kan de loonkos tenontwikkeling per eenheid produkt evenwel bepaald niet overdreven wor den genoemd. In bijgaande grafiek zijn de cijfers verwerkt welke het Centraal Planbureau verstrekt ten aanzien van de loonkostenontwikkeling in een aantal belangrijke industrielanden. Hieruit blijkt duidelijk de relatief matige loon- kostengroei in Nederland gedurende de jaren zeventig. Er is dan ook geen grond aanwezig om een verlies van marktaan delen aan andere geïndustrialiseerde landen te wijten aan een vermeende ex cessieve groei van de loonkosten per eenheid produkt in ons land. Dit hals- 300 INDEX VAN PROCENTUELE LOONKOSTENMUTATIES PER EENHEID PRODUKT GEMETEN IN NATIONALE VALUTA'S. (1971 100) 290 Berekend uit CEP 1972-1978. 280 270 260 Italië 250 Japan 240 Groot-Brittannië 230 Frankrijk 220 België 210 Nederland 200 Duitse Bondsrepubliek 190 Verenigde Staten 180 170 160 150 140 130 120 110 100 90 80 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 36