jaarverslag nederlandsche bank: na opklaringen weer toenemende bewolking Voor de President van De Nederlandsche Bank is het jaarverslag de gele genheid bij uitstek om zijn visie te geven op actuele economische en mone taire aangelegenheden. Die gelegenheid heeft hij ook dit jaar weer niet on benut gelaten. Behoedzaam formulerend weet hij als geen ander, zaken zo danig op een rijtje te plaatsen en met elkaar te verbinden dat een logisch samenhangend geheel ontstaat. Persoonlijke opvattingen steekt hij daarbij niet onder stoelen of banken. Met het gedeelte waarin de President het meest direct zelf aan het woord is, wordt traditioneel de spits afgebeten. Daarna volgen in afzonderlijke hoofdstukken rijkelijk gelardeerd met grafieken en tabellen, uitvoeriger be schouwingen over ontwikkelingen in het verslagjaar op economisch en fi nancieel terrein. Het eigenlijke verslag bestrijkt zo'n 200 pagina's en wordt gevolgd door een sta tistische bijlage van zo'n 70 pagina's. Dit maakt het onmogelijk om het ver slag in een korte beschouwing in z'n volle omvang te belichten. Wij volstaan daarom met een summiere selectie van punten waarvan verwacht mag worden dat deze het meest in de interessesfeer van de Rabobanklezers zullen liggen. Toenemende bewolking In het algemeen overzicht schenkt dr. Zijlstra aandacht aan de internationale economische situatie, het internationale monetaire bestel, de Nederlandse eco nomie en het door de Bank gevoerde monetaire beleid. Volgens de bankpresident zou men kun nen zeggen dat in 1978 het schip van de wereldeconomie, dat zo zwaar slagzij had gemaakt, zich weer langzaam be gon op te richten. De groeivoet van het reële nationale inkomen in alle indus triële landen herstelde zich, de verstoor de betalingsevenwichten vertoonden een niet ongunstig beeld en voorts werd ook de inflatiegraad in de meeste lan den duidelijk geringer. Deze punten geven aanleiding om te spreken van minder bewolking en meer blauw aan de hemel. Ten tijde van het schrijven van het ver slag nam de bewolking echter weer toe. Recente besluiten en verwachtingen aangaande de prijzen voor ruwe olie stemmen tot bezorgdheid. Opnieuw moet worden gerekend met betalings balansverstoringen en een wederom de kop opstekende inflatie. Zelfstandige labiliteitsfactor Een zelfstandige labiliteitsfactor in de wereldeconomie is volgens dr. Zijlstra het gebrekkige functioneren van het in ternationale monetaire bestel. In dit ver- Drs. H. A. de Werker Studiedienst band schenkt hij uitvoerig aandacht aan de destabiliserende invloed op de valu tamarkten van de miljarden dollars in handen van niet-ingezetenen van de Verenigde Staten. Zolang deze de door hen verkregen dollars aanhouden in het vertrouwen op een stabiele waarde daarvan, doen zich nog geen problemen voor. Doch zodra de houders ongerust worden en tot verkoop overgaan kun nen drastische gevolgen voor de wissel koersen niet uitblijven. Om deze bedrei ging te kunnen pareren zullen de Ameri kaanse autoriteiten niet kunnen vol staan met een beleid gericht op het terugdringen van het betalingsbalanste kort, maar zullen zij ook bereid en in staat moeten zijn om op de markt te in terveniëren. Het op 1 november vorig jaar door pre sident Carter afgekondigde programma vormt in deze volgens dr. Zijlstra een positieve bijdrage. EMS Aangaande het onlangs in werking ge treden nieuwe Europese monetaire stel sel houdt de President van De Neder landsche Bank zich nogal op de vlakte. Afgezien van wat feitelijke informatie volstaat hij met de constatering dat de deelneming van de verschillende landen aan het slangarrangement is stuk gelo pen op de harde disciplinaire conditie om de afgesproken pariteiten waar te maken en dat het deze zelfde conditie is die zal beslissen over succes of misluk king van het nieuwe EMS. Hierin klinkt beslist geen groot optimisme door. Nederlandse economie in mineur Sprekend over de Nederlandse econo mie gaat dr. Zijlstra met name in op de samenhang tussen export, produktie, overbesteding en invoer en op het ver band tussen de omvang van de over heidsbijdrage aan de sociale fondsen, de inflatoire financiering van het begro tingstekort, een te hoog consumptie niveau en het betalingsbalanstekort. Als belangrijkste verstoringsfactoren waar van de nationale economie te lijden heeft noemt hij de te hoge arbeidskos ten en het voortdurend uitdijen van het financieringstekort van de collectieve sector. Het verhaal is op zichzelf niet nieuw, maar het is de verdienste van dr. Zijlstra dat hij de onderlinge samenhan gen zo duidelijk en overtuigend weet te schetsen. De sterke stijging van de arbeidskosten in Nederland moest ook vat krijgen op onze concurrectiepositie. De teleurstel lende ontwikkeling van de export leidde tot een geringere toeneming van het na tionale inkomen. In combinatie met een uitbundige groei van de bestedingen re sulteerde dit in een verstoring van het evenwicht tussen de nationale middelen en de nationale bestedingen, te meer daar de invoer van consumptiegoederen relatief sterk toenam in samenhang met de verzwakte concurrentiekracht van het nationale produkt. Ter verklaring van de sterke stijging van de consumptieve bestedingen wijst dr. Zijlstra erop dat deze slechts mogelijk was door een forse stijging van de loon som per werknemer bij een beperkte lastendruk hierop ten behoeve van de collectieve sector. Tegenover deze be perkte lastendruk stond een oplopende bijdrage van de overheidsfinanciën aan de sociale fondsen: in enkele jaren tijds van een bescheiden bedrag tot een ni veau van f 8,7 miljard. Hieruit kan volgens de bankpresident worden geconcludeerd dat er een direct verband bestaat tussen het zo zeer op gelopen financieringstekort van de Schatkist en het hoge consumptiepeil. Overheidsfinanciën zorgelijk De toestand van de overheidsfinanciën is volgens dr. Zijlstra zonder meer zor gelijk. Bij een structuele norm voor het financieringstekort van de overheid van 4 van het nationale inkomen kan zijns inziens onder de huidige omstandighe den 6 als bovengrens worden gezien. De dreigende overschrijding hiervan noemt hij een zeer verontrustende zaak die de noodremprocedure die de rege ring in overweging heeft welhaast on ontkoombaar maakt. Het lijkt erop dat dr. Zijlstra zichzelf in dit verband bezondigt aan iets waarvoor hij in het vorige verslag waarschuwde. Daar heette het dat een tijdelijke amen dering van 4 naar 5 van de structu rele norm nog aanvaardbaar was. Even wel, aldus de bankpresident in dat zelf-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 26