19 310 Wetboek van Strafrecht). De be standdelen van dit delict zijn: a Het wegnemen van een goed b dat aan een ander toebehoort c met het oogmerk het zich wederrech telijk toe te eigenen. De vinder die besluit gevonden, gega randeerde betaalmiddelen onder zich te houden, pleegt het strafbare feit van verduistering (art. 321 Wetboek van Strafrecht), waarvan de bestanddelen zijn: a Het zich opzettelijk toeëigenen van enig goed b dat aan een ander toebehoort, c dat de dader anders dan door misdrijf onder zich heeft. Het misbruik door de dief of de oneer lijke vinder van gegarandeerde betaal middelen zal plaatsvinden, doordat met deze betaalmiddelen goederen of dien sten worden betaald of contanten wor den opgenomen. Aangezien de ontvan ger van deze betaalmiddelen geacht mag worden te controleren of de hand tekening op het betaalmiddel overeen stemt met de handtekening op het legi timatiemiddel zal de dief of oneerlijke vinder om in zijn opzet te slagen de handtekening dan ook vals moeten op maken. Een dergelijke handelwijze kan gekwali ficeerd worden als valsheid in geschrifte (art. 225 Wetboek van Strafrecht), waarin strafbaar is gesteld: a Het vals of valselijk opmaken b van een geschrift, dan bestemd is c om tot bewijs te dienen of om enig recht of een verbintenis of een bevrij ding van schuld te doen ontstaan d met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of te doen ge bruiken, e indien uit het gebruik enig nadeel kan voortvloeien. Wanneer in geval van misbruik van gel den of gevonden betaalmiddelen de dief of oneerlijke vinder opgespoord wordt, zal de bewijslevering van de genoemde delicten weinig problemen opleveren. Op grond van de uitspraken van de Hoge Raad is het echter twijfelachtig of het betalen met, of verzilveren van, ge stolen of verloren gegarandeerde be taalmiddelen wel het strafbare feit van oplichting levert. Bewezen zal moeten worden dat een winkelier of balie- employé tot afgifte van goederen of geld bewogen is geworden, doordat de dader hetzij een valse naam hetzij een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Gesteld kan worden dat de winkelier of balie-employé meer bewogen zal zijn tot afgifte van goederen of contanten door het feit dat de betaalmiddelen ge garandeerd zijn dan door welke andere oorzaak ook. Geconcludeerd mag worden dat mis bruik van gegarandeerde betaalmidde len door anderen dan de rechtmatige houder onder de huidige wetgeving strafbare feiten opleveren, namelijk diefstal of verduistering, valsheid in ge schrifte en mogelijke oplichting. In ver band met de moeilijke bewijsbaarheid van oplichting is het bij misbruik van ge garandeerde betaalmiddelen door de re keninghouder zelf, alleen in zeer uitzon derlijke situaties zinvol aangifte te doen bij de politie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als vaststaat dat een persoon bij verscheidene banken of giro-instel lingen gegarandeerde betaalmiddelen verkregen en opgespaard heeft en deze vervolgens op korte termijn verzilvert, terwijl zijn rekeningen onvoldoende sal di vertonen. Het doen van aangifte betekent overi gens niet dat de betrokkene daadwerke lijk vervolgd of veroordeeld zal worden. Een grote mate van terughoudendheid op dit terrein is dan ook op zijn plaats. Bij misbruik door de oneerlijke vinder of dief is het wel zinvol dat de in eerste in stantie benadeelde, de rekeninghouder, aangifte doet. De beste manier om dat misbruik te bestrijden is naar onze me ning trouwens een actief aangiftebeleid. De Stichting Bevordering Chequever keer heeft voor de toekenning van scha devergoeding ten gevolge van misbruik van betaal- en eurocheques zelfs als voorwaarde gesteld dat aangifte bij de politie wordt gedaan van verlies of dief stal. Zoals al is geconcludeerd, liggen de za ken bij misbruik door de rechtmatige houder moeilijker. Slotconclusie Een onderzoek door de overheid naar de wenselijkheid van het expliciet strafbaar stellen van het afgeven van ongedekte gegarandeerde betaalmiddelen door de overheid zou overigens op zijn plaats zijn.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 21