15
men, de groei gaat eruit. Maar ook dat
hoort bij het aanvullende. Hij ziet dat
echter niet gauw gebeuren, maar wel
bekent hij dat de eigen marketing- en
groeiprognoses moeilijk worden, door
dat je rekening moet houden met de
toekomstige liquiditeitsontwikkeling bij
de banken. Je prognoses zijn daardoor
niet keihard te maken.
Over de rol van de bank als tussenper
soon moet niet geringschattend worden
gedacht. De bank ontvangt provisie,
maar zij doet er ook wat voor! In de
praktijk, zo zegt Vullings, is het de bank
die selecteert door de aanvrager te be
oordelen en de post namens ons te ac
cepteren (tot f25 000,-) dan wel af te
wijzen. Een werkwijze, die voor de bank
cliëntenbindingen in de hand werkt.
Vullings is te voorzichtig om zomaar te
beweren, dat door De Lage Landen veel
cliënten voor onze banken gewonnen of
behouden zijn gebleven: 'dat is moeilijk
te bepalen, maar op consumptief gebied
hebben we toch wel een voortrekkers
functie bij de banken gehad en zeker in
de produktieve sector zullen heel wat
bedrijfscliënten bij de Rabobanken ge
bleven of gekomen zijn, omdat deze re
laties reeds met de objectfinanciering
bij andere financieringsmaatschappijen
bekend waren.'
Bij het ter perse gaan van dit artikel
werd bekend, dat de overheid maatre
gelen gaat treffen ter beperking van de
groei van het consumptief krediet tot
15 over de periode april 1979 t/m
maart 1980.
Deze beperking doet in beginsel niet
veel pijn, omdat de marktprognoses
voor 1979 toch ai een beperktere groei
aanduiden, zelfs nog beneden 15%. De
pijn zit daarom vooral bij die kredietver
strekkers die in deze minder snel groei
ende markt hun marktaandeel snel zien
groeien. De Lage Landen is daarvan een
voorbeeld en ziet zich dus duidelijk met
de uitwerking van de maatregelen ge
confronteerd. De in de maatregelen in
gebouwde extra faciliteit voor snelle
groeiers biedt nauwelijks soelaas. De
snelle groei van De Lage Landen is ech
ter voor een groot gedeelte te danken
aan een interne verschuiving binnen de
Rabobankorganisatie zelve.
Zoals uit bijgaand artikel blijkt geven de
banken immers in toenemende mate de
voorkeur aan het onderbrengen van
consumptieve leningen bij de eigen
dochtermaatschappij. Omdat echter De
Lage Landen onder het toezicht van de
ministeries van Economische Zaken en
CRM valt, terwijl de Rabobanken zelf
door De Nedertandsche Bank getoetst
worden, is geen compensatie mogelijk
van een wellicht minder dan de toege
stane groei bij de Rabobanken met de
verwachte versnelde groei van De Lage
Landen.
Hier wreekt zich dus voor de Rabobank
organisatie de ook in ander verband
reeds aan de kaak gestelde omstandig
heid, dat het toezicht op het consump
tief krediet over te veel instanties ver
spreid is.
Het jaarverslag 1978 van De Lage
Landen is bijzonder mooi geïllustreerd
met tekeningen van Max ten Bosch.
Ook mr. J. M. Vullings vond zichzelf
sprekend temidden van grafieken en
medewerkers afgebeeld.
volgens de woningfinanciering onder
ons pleegt te genieten.
Zo werkt dat onder ons
De Lage Landen vult door haar activitei
ten de mogelijkheden van onze banken
zeer eigentijds aan! Dat is eigenlijk de
hoogste lof, die onze banken na die tien
jaren aan hun financieringsmaatschap
pij kunnen geven. Een lof, die zich ook
mag uitstrekken tot de gewone dagelijk
se samenwerking tussen banken en De
Lage Landen. Men weet wat men aan
elkaar heeft, er is onderling vertrouwen
en een afgestemd zijn op eikaars beleid.
Voor De Lage Landen is het een axioma,
dat de banken een eigen beleid voeren,
op basis van het beleidsplan van de
organisatie en op grond van allerlei
overwegingen als liquiditeit, kredietbe
perking of bijvoorbeeld omdat zij het
verstrekken van kleine consumptieve
postjes te arbeidsintensief vinden. De
bank beslist echter of zij zelf zó'n post
wil verstrekken, dan wel of zij hem als
tussenpersoon wil onderbrengen bij De
Lage Landen.
Het feit dat 95 van de produktie van
De Lage Landen afkomstig is van onze
banken en dat praktisch alle banken
posten aanbrengen, spreekt boekdelen
voor de betekenis van De Lage Landen
in onze organisatie!
En als er nu eens een tijd komt, dat de
banken'zo ruim in hun middelen komen
te zitten, dat ze op grote schaal niet
meer posten doorschuiven, maar deze
zelf gaan verstrekken? Dan, zegt Vul
lings, moet De Lage Landen veld rui-
Overkrediteringserieus nemen,
maar eerst onderscheiden
De laatste vier a vijf jaar is een opmer
kelijke verschuiving in de activiteiten
van De Lage Landen opgetreden. Nog in
1974 was de verhouding tussen de aan
tallen posten afgesloten in de produk
tieve respectievelijk consumptieve sec
tor 70 30. Thans is dat ongeveer om
gekeerd: 40% is produktief en 60% is
consumptief. Daarin weerspiegelt zich
natuurlijk ook de omstandigheid, dat
juist in die jaren het publiek met het
consumptieve krediet is vertrouwd ge
raakt. Overigens is, Toebosch wees
daarop, het produktieve stuk, zowel in
aantallen als bedragen, toegenomen.
De stijging was hier minder spectacu
lair, maar er was geen achteruitgang in
produktieve financieringen, waarvan de
belangrijkste de produktieve huurkoop
financieringen en de financial lease zijn.
Vullings en Toebosch blijven rustig on
der de jongste publiciteitsgolf over de
overkreditering; aan ongemotiveerde of
ongenuanceerde kreten, zoals die de
laatste tijd nogal eens luid verkondigd
worden, hebben zij geen behoefte. Zij
wijzen erop dat twee zaken goed uit el
kaar gehouden moeten worden. Aller
eerst het consumptief krediet als ma
cro-economisch verschijnsel: is het
goed dat veel gekocht wordt met ge
leend geld, wat is de invloed daarvan op
de betalingsbalans, inflatie, groei, rente
voet enz.?
Daarnaast is er het micro-economisch
verschijnsel, dat mensen individueel in