wat ons bezighoudt
wob
deze maatschappij mogelijk wordt. Dat
is een goede ontwikkeling. Het ant
woord op de vraag of de banken nog
meer zouden kunnen, willen of mogen
doen, zal mede afhankelijk zijn van de in
het bedrijfsleven ontwikkelde visie en
activiteiten ten aanzien van het innova-
tiegebeuren.
INNOVATIE
Innovatie is net zo iets als vrouwen
emancipatie. Vrijwel niemand is er te
gen. Het proces verloopt uiterst moei
zaam, omdat de betrokkenen zich bij
gebrek aan voldoende eigen visie achter
eikaars rug verschuilen. Als we niet op
passen, blijven we in de discussie er
over steken zonder dat spijkers met
koppen geslagen worden. Dat kan de
bedoeling niet zijn. Zeker niet van de
ijveraars die innovatie beschouwen als
het middel dat bij uitstek schikt zou zijn
om de zieke economie weer op de been
te helpen. Dit is niet denigrerend be
doeld. Wij willen beslist niet schamper
doen over de noodzaak van innovatie.
Technologische vernieuwing ook zon
der dat er steeds sprake is van wereld-
omwentelende uitvindingen - is beslist
noodzakelijk om in de concurrentie met
het buitenland overeind te blijven. Be
houd van welvaart en welzijn zijn ermee
gediend. De roep om innovatie als ge
neesmiddel tegen alle kwalen mag ech
ter de aandacht niet afleiden van andere
belangrijke oorzaken van onze economi
sche problemen. Niet alleen een gebrek
aan produktiviteitsverhogende vernieu
wingen en uitvindingen maar ook en
vooral de scheefgegroeide kosten-op-
brengstverhoudingen in het bedrijfsle
ven liggen aan de moeilijkheden ten
grondslag.
Waar het bij innovatie in ieder geval om
gaat is dat nu, terwijl onze reserves nog
niet helemaal zijn uitgeput, een brede
maatschappelijke visie over de vernieu
wing van ons economisch potentieel op
tafel komt, waarbij behalve naar de za
kelijke ook naar de sociale aspecten ge
keken moet worden.
In dat verband past geen pot-verwijt-
de-ketel-sfeer, zoals die de laatste tijd
steeds meer te bespeuren valt. Zo ga
ven de jonge managers van het NCW op
hun eind maart gehouden voorjaarscon
gres de overheid en ook de banken er
van langs.
In bedekte, maar voor goede verstaan
ders zeer duidelijke termen kwam het
hier op neer: als de overheid nu maar
eens meer ging stimuleren en als de
banken eens minder problemen zouden
maken met het verstrekken van risico
dragend kapitaal voor innovaties zou
den we daarmee al een aardig eind ver
der op streek zijn. Enkele weken eerder
werd op een discussiedag van de Ver
eniging voor Strategische Beleidsvor
ming eenzelfde geluid gehoord.
Het is niet zo verwonderlijk dat dr. W. F.
Duisenberg, lid van onze Hoofddirectie,
onlangs op die geluiden inhaakte, overi
gens niet met de bedoeling het vuurtje
aan te wakkeren. Daartoe uitgenodigd
door de jonge NCW-managers gaf hij op
hun congres zijn visie op de gang van
zaken. Hij vroeg zich onder meer af of
de ondernemers in hun speurtocht naar
oorzaken van de achtergebleven inno
vatie in ons land niet vergeten waren de
hand in eigen boezem te steken. 'Zijn zij
in de internationale concurrentieslag
daadwerkelijk tot op de bodem van hun
mogelijkheden gegaan, of waren zij hier
in het land van handel en vervoer niet
wat traag op het vlak van innoverend
denken?' Ook kon hij zich maar moeilijk
voorstellen dat het bedrijfsleven, gecon
fronteerd met afzetmoeilijkheden, nu in
eens de steun van 'Vadertje Staat' in
roept, terwijl diens ingrepen anders niet
zo op prijs worden gesteld.
De banken, die zonder vergunning van
De Nederlandsche Bank niet meer dan
vijf procent aandelenparticipaties in on
dernemingen mogen nemen, hebben
overigens niet stil gezeten. Sinds drie
jaar bestaat, door deelneming van zeven
banken, waaronder de Centrale Rabo
bank, Risico Kapitaal Nederland BV, een
maatschappij die met vergunning via
minderheidsbelangen in ondernemin
gen levensvatbare innovaties meehelpt
financieren. Helaas is van die mogelijk
heid nog geen overvloedig gebruik ge
maakt, al moet ook worden gezegd dat
de betrokken banken daarmee vooral op
lokaal niveau wat meer aan de weg
hadden mogen timmeren.
Intussen wordt, behalve aan een vergro
ting van de bekendheid van Risico Kapi
taal Nederland, gewerkt aan een verrui
ming van het wat al te sterk naar tech
nologische vernieuwing riekende begrip
innovatie, zodat een groter beroep op
ECONOMIE IN MINEUR
In het Centraal Economisch Plan 1979,
dat eind maart jl. verscheen, doet het
Centraal Planbureau een boekje open
over de economische vooruitzichten
voor ons land in het lopende jaar. Deze
vooruitzichten zijn niet erg rooskleurig.
De werkloosheid blijft onveranderd
hoog, het saldo op de lopende rekening
van de betalingsbalans blijft ondanks
een betrekkelijk optimistische inschat
ting van de uitvoer negatief, het finan
cieringstekort van de overheid dreigt de
grens van het toelaatbare te overschrij
den, de inflatie zal voor het eerst sinds
1975 weer wat oplopen en de bedrijfs
investeringen spannen de sombere
kroon met een daling van 0,5
Daarbij is dan nog niet eens ingecalcu
leerd het effect van de extra stijging van
de olieprijzen, waartoe de olielanden
onlangs hebben besloten.
De kans is groot dat de inflatie hierdoor
verder wordt aangewakkerd. Om die re
den verdient extra aandacht de sugges
tie van de directeur van het Centraal
Planbureau, prof. Van den Beid, bij de
presentatie van het CEP om de stijging
van de energieprijzen buiten de prijs
compensatie in de lonen te houden.
Wat de gevolgen kunnen zijn wanneer
dit niet gebeurt, hebben wij als nasleep
van de oliecrisis in 1973 kunnen erva
ren: een nodeloze en misplaatste aan
wakkering van de loon-prijsspiraal, uit
mondend in een ernstige aantasting van
de internationale concurrentiepositie
van het Nederlandse bedrijfsleven. Illus
tratief hiervoor is dat onze loonkosten
volgens het Centraal Planbureau in
1977 35 hoger waren dan in de ande
re EEG-landen.
Dit heeft in enkele jaren tijds voor een
bedrag van f5 miljard aan terreinverlies
op de buitenlandse markten met zich
gebracht en voor een bedrag van f 1,5
miljard aan terreinverlies op de binnen
landse markten.