internationale cursus
Voor deze gevallen zal een regeling kun
nen worden getroffen, die op looptijd
verlenging neerkomt. Dat zijn echter al
lemaal geen gevallen van oorspronke
lijke overkreditering. Daarmee worden
immers die brokkenmakers bedoeld, die
gezien hun huidig inkomen en toekom
stig inkomen, afgezien van calamitei
ten, te veel krediet opnemen. Kredietne
mers, afgezien van degenen die te kwa
der trouw zijn, die niet kunnen budget
teren, die wel rond kwamen, zolang zij
contant ontvingen en contant uitgaven,
maar die niet kunnen omgaan met de
moderne betalingsmiddelen zoals euro
cheques, kascheques en dergelijke.
Het zijn de mensen, die via banken,
spaarbanken of financieringsmaat
schappijen, welke controleren bij het
BKR, weinig of geen krediet zouden krij
gen. Vooropgesteld dat het beoorde
lingssysteem goed wordt toegepast.
Ook hier bij worden weieens fouten ge
maakt. Wanneer deze mensen daar ge
weigerd worden, komen ze bij instellin
gen, in feite vaak bemiddelaars, terecht
die het niet zo nauw nemen en zelfs kre
diet verstrekken, als de kredietnemers
bij banken hun maximumlasten al be
reikt hebben. Hierdoor komen zij juist in
moeilijke omstandigheden. Hun wordt
luxe voorgespiegeld. In feite lenen zij ar
moe.
Oplossing
De oplossing kan naar onze mening
tweeledig zijn. Enerzijds zouden alle in
stellingen, die zich op de een of andere
wijze met het verstrekken van con
sumptief krediet bezighouden aangeslo
ten moeten zijn bij het BKR. Dit houdt in
dat ook de kredietbemiddelaars streng
gecontroleerd moeten worden, bijvoor
beeld door onder meer een vergunnin
genstelsel en inschrijving in een regis
ter. Zie bijvoorbeeld de regelingen bij
assurantiebemiddelaars. Tevens zouden
alle financiële verplichtingen van de
kredietnemers gemeld moeten worden
aan het BKR en dienen de beoordelings
criteria die de financiële instellingen
toepassen, door een onafhankelijke in
stelling getoetst te worden. Ook zelfkri
tiek blijft noodzakelijk. Voorts zou ook
het toezicht van overheidswege, dat nu
loopt via verschillende ministeries en De
Nederlandsche Bank, geharmoniseerd
dienen te worden. Anderzijds zou de
budgettaire deskundigheid van de po
tentiële cliënt verbeterd moeten wor
den. Iets wat in feite al op school dient
te gebeuren. Zolang de kredietnemer
het niet kan, zal de bank, spaarbank of
financieringsmaatschappij hem hierbij
moeten helpen. Als service aan de
cliënt, niet via een scheuradvertentie in
de krant, niet via een of ander formulier
tje thuis. Neen, dit dient te gebeuren in
persoonlijk overleg tussen de potentiële
cliënt en de banken. Dan blijft het een
aanvaardbare luxe en wordt het geen
armoe.
Op 7 maart 1979 vergaderde voor de
eerste maal het bestuur van de in voor
bereiding zijnde cursus voor landbouw
krediet en coöperatief bankwezen. Deze
cursus is bedoeld voor aankomende
managers van bankorganisaties in ont
wikkelingslanden. Het gaat om de be
vordering van goede kredietsystemen
voor plattelandsontwikkeling in de lan
den van de Derde Wereld. De cursisten
kunnen kennis nemen van de praktijk
van het Raiffeisen-systeem in ons land,
doch zullen vooral onderling van ge
dachten wisselen over de aanpak en op
lossing van praktijkvraagstukken bij hun
eigen organisaties. De cursus wordt op
gezet door het Internationaal Agrarisch
Centrum te Wageningen en de Centrale
Rabobank. In het bestuur hebben zitting
(zie foto) v.l.n.r.:
- ir. A. H. Haak, directeur Internatinaal
Agrarisch Centrum;
- prof. ir. A. Franke, hoogleraar Land
bouwhogeschool;
- dr. P. J. van Dooren, directeur afde
ling Sociaal Westenschappelijk Onder
zoek van het Koninklijk Instituut voor de
Tropen;
- P. F. Kiewiet de Jonge, waarnemend
hoofd van de Afdeling Internationaal
Onderwijs en Onderzoek van het Minis
terie van Buitenlandse Zaken;
- C. G. A. Mertens, voorzitter Raad van
Beheer Centrale Rabobank, tevens voor
zitter van het bestuur van de cursus;
- dr. ir. A. S. Tuinman, adviseur inzake
internationaal landbouwkrediet;
- dr. D. Wind, secretaris van het be
stuur van de cursus en cursusleider.