- huur 175 300 450
- w.g.e. 125 150 175
de inkomensgroep in ons land, resul
teert uit tabel 1 een lasten-/inkomens-
verhouding van 12 procent. Er blijft vol
gens de genoemde bancaire normen
voor deze groep derhalve een ruimte
van 10 procent, ofwel 452 gulden, over
voor een maandelijkse schuldenlast. Is
de huur/hypotheek geen 300 (zoals in
tabel 1) maar 500 gulden dan resteert
10 procent, ofwel 252 gulden. Huur- en
hypotheeklasten hebben dus nogal wat
invloed op de resterende leencapaciteit.
Gaan we net als in het vorige voorbeeld
ook hier uit van de tweede, specifieke
kredietwaardigheidseis dan geldt voor
de groep inkomens tussen 30 000 en
gulden lenen, hetgeen tot de conclusie
mag leiden dat ook voor deze inko
mensgroep (uitgaande van het gemid
delde bedrag aan persoonlijke leningen
van 4889 gulden) geen sprake is van
overkreditering. Er is zelfs nog ruimte
over om het leenbedrag bij een looptijd
van 60 maanden op te voeren met
11 671 gulden (60 x276 minus 4889).
Al met al een veilige marge.
Twee keer modaal
Voor de groep van de twee keer modale
inkomens is de leningscapaciteit over
het algemeen zo ruim, dat volstaan kan
worden met het toepassen van de spe
cifieke norm ten aanzien van de krediet-
Tabel 1
BESTEDINGEN VAN EEN GEZIN MET TWEE KINDEREN (1978)
(in guldens)
minimum modaal 2 x modaal
Bruto jaarinkomen 20 077 30 150 60 300
Besteedbaar inkomen 13 600 19 600 35 800
Bruto maandinkomen 1 673 2 512 5 025
Besteedbaar maandinkomen 1 150 1 650 2 980
Kinderbijslag (maand) 169 169 169
Besteedbaar inkomen
per maand inclusief K.b. 1319 1819 3 149
Vaste lasten:
- verzekering 25 35 45
'Variabelelasten:
- voeding 700 800 1 200
- kleding 75 100 200
- vervoer, auto') 100 230 500
- ontspanning rest2) 119 204 579
1 319 1 819 3149
1Exclusief afschrijving
z) Inclusief eventuele besparingen/c.q. aflossingen
Tabel 2
CONSUMPTIEF KREDIET (STAND) IN RELATIE BNP(IN%)
1974
1975
1976
1977
1978
Nederland
2,5
2,9
2,9
3,5
3,7
Engeland
3,2
2,6
2,5
2,7
2,7
Duitsland
3,7
4,2
4,6
5,3
5,5
Frankrijk
0,9
1,0
1,2
1,1
1,1
Verenigde Staten
11,1
10,8
10,9
11,5
11,2
Bron: OECD
40 000 bruto per jaar dat de schulden
last exclusief huur/hypotheek 11 tot 13
procent van het bruto maandinkomen
mag bedragen, ofwel 276 tot 327 gul
den. Bij een looptijd van 30 maanden
kan iemand met het modale inkomen
dus maximaal 30x276 gulden is 8280
waardigheid. Deze stelt dat de maande
lijkse schuldenlast (exclusief huur/hypo
theek) circa 15 procent van het maand
inkomen mag bedragen. Dat is 743 gul
den per maand. Bij een looptijd van 30
maanden komt dit neer op een maxi
maal leenbedrag van 22 590 gulden, bij
60 maanden op 45 180 gulden. Overi
gens zal bij een aparte berekening blij
ken dat deze bedragen ruimschoots val
len binnen de percentages voor de las-
ten-/inkomensverhouding. Het krediet-
potentieel van de groep twee keer mo-
dalen is ruim zeven keer zo groot als de
feitelijke, gemiddelde persoonlijke le
ning bij de banken van 4889 gulden. Dit
indiceert tevens dat er voldoende ruim
te is voor doorlopend krediet.
Buitenland
Alvorens verder te gaan op de Neder
landse situatie is het wellicht zinnig het
consumptief krediet in het buitenland
kort te beschouwen. Zie daarvoor ook
tabel 2. Daaruit blijkt dat in de Verenig
de Staten het aandeel van het con
sumptief krediet in verhouding tot het
nationaal inkomen het grootst is. Het
aandeel van 11 procent komt overeen
met 16,5 procent van het besteedbaar
inkomen, terwijl de Amerikaanse bank
wereld ervan uitgaat dat de veiligheids-
grens bij 15 procent van het besteed
baar inkomen dient te liggen. Het is op
vallend dat de ontwikkeling van het
consumptief krediet in de VS met het
bereiken van die grens gelijke tred is
gaan houden met de groei van het Bruto
Nationaal Produkt. Dit nam in de VS de
afgelopen vijf jaar zo'n 12 procent ge
middeld toe. Projecteert men de veilig
heidsmarges van de Amerikanen op de
Europese situatie, dan kan uit tabel 2
worden afgeleid dat er afgezien van de
mentalitet, het welvaartspeil en zeker
nog enige andere verstorende factoren
- die de vergelijking beïnvloeden - in de
genoemde landen nog ruimte over is
voor een groei van het consumptief kre
diet. Nederland ligt wat de groei betreft
de laatste vijf jaar met een gemiddelde
van 26 procent aan kop, gevolgd door
de Bondsrepubliek Duitsland. Afgelopen
jaar was het aandeel van het consump
tief krediet in het BNP bij onze ooster
buren 2 procentpunten groter dan in
ons land. Aangezien wij, wat de wel
vaart betreft, het dichtst bij Duitsland
staan, wijst ook dit nog op groeimoge
lijkheden in ons land.
Deze vaststelling mag overigens niet
worden uitgelegd als een aanmoediging
onderzijds om de mensen nog meer
geld te laten lenen. Al eerder hebben we
immers trachten aan te tonen dat de
banken in het algemeen niet het verwijt
mag treffen dat ze opdringerig zijn bij
het verstrekken van consumptief kre
diet. Hoewel eigen fouten bij het toe
passen van de verstrekkingsnormen ze
ker niet uitgesloten worden. Sparen
vooraf is nog steeds een grote deugd.
Hier en daar rijst wel eens de vraag of
het consumptief krediet wel gebruikt
wordt voor het doel waarvoor het aan
vankelijk vooral bestemd was: de aan
schaf van duurzame verbruiksgoederen.