consumptief krediet: luxe of armoe? Politici en massamedia vragen zich de laatste maanden in toenemen de mate af of de gezinnen in ons land soms bezig zijn teveel financiële verplichtingen op hun schouders te laden. Steeds meer Nederlanders zouden zich te diep in de schulden steken om iets van hun gading te kunnen kopen. De banken en andere financiële instellingen zouden op hun beurt te lichtvaardig en te opdringerig zijn bij het verstrekken van consumptief krediet. Onderzoek naar de kredietwaardigheid van de cliënten zou in onvoldoende mate worden verricht, terwijl de aldus gemaakte brokken worden afgewenteld op sociale instellingen en/of gemeente lijke kredietbanken. De dreigende over- kreditering wordt als een nieuwe natio nale volksvijand afgeschilderd. Voor die dreiging is volgens ons echter geen reden. Wij menen dan ook dat de geuite vrees en kritiek op een nogal smalle basis zijn gefundeerd. Hoewel er weinig cijfermateriaal over bestaat zal hier toch een poging worden gedaan om dit aan te tonen. Recent Het feit dat van verschillende kanten op dit moment zo ernstig tegen overkredi- tering wordt gewaarschuwd heeft waar schijnlijk meer te maken met de betrek kelijke recentheid van het probleem, als er al van een probleem gesproken kan worden. Het scheefgetrokken beeld van deze tijd zal daar ook wel debet aan zijn. Immers, aan de ene kant neemt de wel vaart elk jaar minder toe dan we tot voor kort gewend waren. Loonmatiging is al enige tijd het parool. Aan de andere kant groeit elk jaar de vraag naar con sumptief krediet gestaag door, iets dat men toch eerder in een periode van be hoorlijke economische groei zou ver wachten. Voorts is het op grond van nare ervarin gen uit het verleden best verklaarbaar dat veel mensen extra op hun hoede zijn als negatieve verhalen over leningen en kredieten de kop opsteken. Herhaalt de geschiedenis zich? Reeds in de Middeleeuwen, en waar schijnlijk lang daarvóór, meldt de histo rie woekerpraktijken en maatregelen Drs. J. H. Reusch medewerker Studiedienst daartegen. Middeleeuwse woekeraars berekenden rentetarieven van 30 tot 40 procent. Als antwoord op woekerprak tijken werden verschillende stedelijke banken van lening (Amsterdam, 1614) en later ook gemeentelijke kredietban ken, waar men pandloze leningen kon krijgen, opgericht. Maatregelen ter be scherming van kredietnemers en ter controle van de verschaffers van con sumptief krediet uit de jongste tijd staan in de Wet Consumptief Geldkrediet van 1972. De laatste drie jaar is overigens een opmars van hypothecair consump tief krediet waar te nemen. Oppervlakkige toeschouwers die, ge alarmeerd door de berichten over drei gende overkreditering menen dat de ge schiedenis bezig is zich te herhalen, ver gissen zich echter. Verantwoorde spelregels Uit het verdere verloop van dit artikel mag blijken dat financiële instellingen die volgens bepaalde, verantwoorde spelregels consumptief krediet verstrek ken niet van lichtvaardigheid beschul digd dienen te worden. Alvorens tot verstrekking van het kre diet over te gaan verschaffen zij zich een beeld van de financiële draagkracht van de potentiële cliënt. Op basis daar van kan het maximumbedrag aan con sumptief krediet worden berekend. Om de draagkracht te bepalen moet het be stedingspatroon van de cliënt worden berekend. We hebben dit - bij gebrek aan officiële cijfers - zelf opgesteld (zie tabel 1voor een gezin met twee kinde ren, uitgaande van het minimum-, mo dale- en twee keer modale inkomen en getoetst aan de bancaire normen voor de verstrekking van persoonlijke lenin gen, die 52 procent van het consumptief krediet uitmaken. Volgens deze normen echter is de maxi maal toelaatbare verhouding tussen las ten en inkomens (huur en hypotheeklas- ten bestaande financieringsverplich tingen jaarlasten van te verstrekken leningen, gedeeld door het bruto jaarin komen van 12 maanden het voor de helft meegetelde inkomen van de vrouw) bij de minimuminkomens (20 000 bruto per jaar) in percentages uitgedrukt 20 procent; voor de modalen (30 000 bruto) 25 procent en voor de twee keer modalen (60 000 bruto) 40 procent. Minimuminkomen Berekenen we de lasten-/inkomensver- houding op grond van de cijfers voor het minimuminkomen uit tabel 1, dan zien we dat er een percentage van 10,5 pro cent uit de bus komt. Projecteren we dat gegeven op de al genoemde bancai re normen, dan blijkt dat er een ruimte resulteert van 20-10,5 procent is 9,5 procent, hetgeen een eventuele maan delijkse schuldenlast (gemeten naar het bruto maandinkomen) van 159 gulden zou toelaten. Uitgaande van de maximale looptijd van 60 maanden betekent dit, dat een kre dietnemer met het minimuminkomen een bedrag van 9540 gulden zou kun nen lenen. De lengte van de looptijd dient echter ook enigszins parallel te lo pen met de levensduur van het gekoch te consumptiegoed. Het gemiddeld uitstaande bedrag aan persoonlijke leningen bij de banken be droeg vorig jaar 4889 gulden, zodat er met reden kan worden betwijfeld of er in algemene zin en meer in het bijzonder onder bankcliënten sprake is van over kreditering. Bovendien ligt de looptijd van persoonlijke leningen rond de 30 maanden, zodat er een aanzienlijke ruimte overblijft voor verlenging daar van. Afgezien van de al genoemde bancaire normen hanteren de banken nog een tweede, specifieke eis ten aanzien van de kredietwaardigheid van inkomens tussen de 20 000 en 30 000 gulden. Voor deze groep mag de totale schul denlast exclusief huur en hypotheekver plichtingen niet meer dan 10 procent van het bruto maandinkomen, ofwel 167 gulden bedragen. Ook daaraan wordt voldaan. Modalen Voor de modalen, de meest voorkomen-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 24