toestanden van de exorbitante prijsstijgingen van enkele jaren terug hier niet gauw terugkrijgen. Veel belangstelling was er voorde Rabohypotheekbank. Deze heeft in 1978 voor liefst f 3,5 miljard een beroep op de openbare en onderhandse markt gedaan. Ze groeide met 67 procent en is nu een van de allergrootste hypotheekbanken. Lardinois zei het echter nadrukkelijk: Ons doel is niet van de RHB de grootste te maken, de aangesloten banken zouden die hypotheken liever zelf verstrekken. Maar de lokale middelengroei van onze banken was, hoewel tevredenstellend, niet voldoende voor de enorme kredietvraag. In die omstandigheden wordt de RHB ingeschakeld, om in de behoefte te voorzien. Wij hebben via de RHB in de markt wel eens moeten betalen, dan de rente waartegen we uitleenden! De aanvragen overtroffen soms metf 100 a 200 miljoen het bedrag dat we in een maand konden verstrekken! Daarom zijn de tarieven van de RHB sinds zomer 1978 ook iets hoger gesteld dan die van de aangesloten banken, mede ook omdat de middelen van de RHB relatief duur zijn. Aardig was, dat een vraag inspeelde op de structuur van onze organisatie: geven de aangesloten banken de veranderingen in de geld- en kapitaalmarkttarieven wel snel door aan hun leden en cliënten? Wij geven geen voorschriften, zei de heer Lardinois, alleen adviezen. Die worden door meer dan 90 procent van de banken opgevolgd. De situatie kan bij de banken echter onderling verschillen, waardoor soms vertraging ontstaat, al zal geen bank bij bedrijfsfinancieringen de geldmarkt moeten negeren. Echte klachten over zo'n discrepantie met de door ons geadviseerde tarieven hebben wij overigens van de leden niet vernomen. Op het terrein van de veel rustiger kapitaalmarkt, i.c. de geadviseerde tarieven voor leningen doet zich deze discrepantie trouwens nauwelijks voor. De in verhouding tot andere banken grote toevoeging (f 239 miljoen) aan de Voorziening voor Bedrijfsrisico's deed de vraag opkomen of de bancaire risico's sterk zijn toegenomen. Daarvoor zijn geen aanwijzingen, aldus Lardinois. We hebben tot extra toevoeging besloten sinds 1975 toen de onroerend goedmarkt uit de voegen ging lopen. Onze banken financieren bancair verantwoord, waarbij zij zich bewust zijn dat de risico's wat anders zijn geworden dan vroeger: denk aan makkelijker lenen en de problemen bij grote bedrijven. En de risico's van de agrarische financieringen dan?, informeerde iemand; in 1978 was er liefst 29 procent toename in versterkte nieuwe leningen aan agrarische bedrijven. Zijn de risico's voor de bank niet te veel afhankelijk van het EEG- beleid? Wetend dat hij voor goede verstaanders sprak, zei Lardinois: het is niet onze taak het Nederlandse of EEG- landbouwbeleid hier te beoordelen, maar dat in 5 jaar het bedrag door ons verstrekt aan agrarische leningen verdrievoudigd is, vind ik geweldig. Want als er één sector is, waar je grootschalig in moet zitten, dan is het de land- en tuinbouw. Alleen daar is het percentage eigen vermogen in de afgelopen 20 jaar overeind gebleven met 70 procent! Over het consumptieve krediet had Lardinois een uitgesproken mening. Ons marktaandeel is circa 10 procent en de groei is bij ons wat beperkter. We hebben ook bewust een wat ander marktgedrag, want we hebben moeite met de agressieve reclame die door financieringsmaatschappijen wordt gevoerd. Ik heb daar grote problemen mee, aldus Lardinois, want het is in strijd met de afspraak geen reclame te maken tijdens de kredietbeperking en het belang van de consument wordt er niet door gediend. Wij zouden op dit punt een restrictief beleid van De Nederlandsche Bank, in de lijn van de kredietbeperking, op prijs stellen. Vooral ook het toezicht op de consumptieve kredietverlening, nu versnipperd over verschillende ministeries en instellingen, zou verbeterd moeten worden. Aan de soms shockerende reclame dient paal en perk gesteld te worden. hier de toon voor de banken aangeeft en dat deze bepaald niet achterloopt. Wel stond de ontwikkeling van de personeelsomvang in de aandacht. Die bleef in 1977 nog beneden de duizend, maar liep in 1978 op tot ruim 1300! Lardinois: vorig jaar heb ik op de persconferentie gezegd, dat we nog 500 vacatures hadden. Mijn dank, dat u door dat te publiceren er toe hebt meegeholpen die vacatures vervuld te krijgen. Onder gelach zei een van de journalisten: we sturen u nog wel de rekening! In ernst, vervolgde Lardinois, ook dit jaar zal onze organisatie weer heel wat mensen aan werk kunnen helpen. En als we ze nu in dienst nemen, is het heus niet onze bedoeling ze over 3 a 4 jaar weer op straat te zetten Ik ben niet zo pessimistisch over de toekomstige werkgelegenheid, al zal door automatisering de groei natuurlijk wel wat minder worden. Voorshands zie ik nog toename van ons personeel, ondanks automatisering en ondanks de noodzaak dat ook wij scherp op de dubbeltjes willen passen. Enfin, dat was een indruk van onze persbijeenkomst. Schrijver dezes vroeg één van de journalisten, wat hem opviel in vergelijking met zijn contacten met andere banken. Het antwoord was: 'de Rabo is toch wel veel opener'. JRH Natuurlijk kwamen ook de buitenlandse activiteiten ter sprake. De nieuwe, pas geopende vestiging op Curapao, een z.g. 'offs-hore bank', die op de wereldmarkt dollars wil uitzetten of aantrekken. Verder onze deelneming als enige Westeuropese bank, in de Latin American Agribusiness Development Corporation SA (LAAD) gevestigd in Florida. De LAAD kan men zien als een bescheiden deelneming en een oefenterrein in internationale agrarische ontwikkelingsfinancieringen. Over de Unico Banking Group werd zeer goede voortgang vermeld. In 1978, het eerste jaar, werd reeds voor 200 miljoen in Unico-verband verstrekt, en in 1979 zal dat een veelvoud daarvan zijn. Over de automatisering kon Lardinois volstaan met de opmerking, dat de PTT

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 17