wat ons bezighoudt^
wob
VOORTZETTING
KREDIETRESTRICTIE
Vorige maand werd bekend dat De
Nederlandsche Bank met de representa
tieve organisaties van het bankwezen
en met de PTT overeenstemming heeft
bereikt over voortzetting van de krediet-
beperkende maatregelen na maart
1979.
Hieruit moge blijken dat De Nederland
sche Bank haar taak om de waarde van
de gulden zoveel mogelijk te stabilise
ren niet licht opvat. Sinds de invoering
van de directe kredietbeheersing in mei
1977 is er immers aan het monetaire
front reeds veel ten goede veranderd:
de inflatie is belangrijk teruggelopen, de
liquiditeitsquote is gedaald en de on
rustbarende stijging van de onroerend
goedprijzen is tot staan gekomen.
Uiteraard mag deze kentering ten goede
De Nederlandsche Bank er niet van
weerhouden om waakzaam te blijven,
doch de vraag is of een voortzetting van
de kredietbeheersing in de huidige eco
nomische omstandigheden daarvoor
het meest aangewezen is. Ten opzichte
van eerdere overwegingen wordt ter be
vestiging van deze vraag thans een ge
heel nieuw element aangevoerd name
lijk het wenselijke evenwichtsherstel
van de betalingsbalans. Bij een beta
lingsbalanstekort is volgens het theorie
boekje voor evenwichtsherstel een af
remming van de bestedingen en derhal
ve een beperkte geldgroei noodzakelijk.
Ons inziens wordt hiermee echter
slechts een kant van de medaille of mis
schien zelfs maar een kant van de dob
belsteen getoond. Voor evenwichtsher
stel kan men immers even goed denken
aan bevordering van de uitvoer dan aan
afremming van de invoer. De laatste
weg is ongetwijfeld de gemakkelijkste,
maar of deze uiteindelijk ook de meest
vruchtbare is, mede met het oog op de
verwezenlijking van andere doeleinden
van economische politiek valt te betwij
felen. Dat wat betreft de groei van de
consumptieve bestedingen een zekere
afremming op z'n plaats is, kan niet
worden ontkend. Beduidend anders ligt
het echter ten aanzien van de investe
ringen. Deze zijn zowel in het belang
van de werkgelegenheid als uiteindelijk
ook van de betalingsbalans. Op het eer
ste gezicht lijkt de kredietbeheersing de
investeringsontwikkeling weinig in de
weg te leggen: immers van een dicht
draaien van de kredietkraan zeker voor
bedrijfsfinancieringen valt weinig of
niets te merken. Er is echter een belang
rijk neveneffect waaraan in dit verband
niet voorbij mag worden gegaan, name
lijk de verhogende invloed op de rente.
Sinds de invoering van de directe kre
dietbeheersing in mei 1977 is de reële
rente op de kapitaalmarkt (de nominale
rente minus het inflatie percentage) met
ruim 4 opgelopen. Dit behoeft niet al
leen z'n oorzaak te vinden in de krediet
restrictie, doch dat deze hierbij een
grote rol heeft gespeeld, mag toch wel
als vaststaand worden aangenomen.
Dit aspect alleen al zou een wat ruime
openbare verantwoording van het be
sluit tot voortzetting van de kredietbe
perking, dan een summiere verwijzing
naar voornamelijk monetaire factoren,
alleszins hebben gerechtvaardigd.
VOORTOUW
De beursredacteur van het Algemeen
Dagblad schreef eind vorige maand over
enkele zijns inziens merkwaardige ver
schijnselen aan het Nederlandse rente
front. Hij vond het opmerkelijk, dat kort
voor zich op de effectenbeurs een ten
dens naar hogere kapitaalmarktrente
openbaarde, de Rabobank de zoge
naamde opslagrente met een half pro
cent verlaagde. De opslagrente is, zoals
bekend, de extra marge die banken op
hun tarieven plegen te leggen, als zij de
gebruikelijke marge boven het promes
sedisconto van De Nederlandsche Bank
te krap vinden.
Op zichzelf was die renteverlaging, al
werd hij dan als eerste door de Rabo
bank toegepast, nog niet zo opvallend.
Een bank kan, schreef de beursredac
teur, weieens overijld te werk gaan en