landbouwcommentaar
vraagd vijftien miljoen gulden ter beschikking te stellen
voor de bedrijfsverzorgingsdiensten. Deze diensten, die
nu vooral inspringen in geval vap ziekte, zouden dan
ook hulp kunnen verlenen wanneer de boer of tuinder
met vakantie gaat, of bijvoorbeeld een cursus volgt om
zijn kennis op te frissen. Op het ogenblik zijn er ruim
duizend personen werkzaam bij de bedrijfsverzorgings
diensten en wanneer een deel van de kosten vergoed
zou worden door de overheid zou er nog wel voor en
kele honderden meer plaats zijn. Het zou een uitbrei
ding betekenen van de personeelsvoorziening gericht
op de landbouwbedrijven. De loonwerkbedrijven, de
werktuigencoöperaties en de bedrijfsverzorgingsdien
sten hebben ruim 11 000 personen in dienst, welke op
de boerderijen ingezet kunnen worden. Er worden ook
wel buiten de landbouw taken vervuld, maar land-
bouwwerkzaamheden zijn de hoofdtaak. Hier is een
bron van een geleidelijk toenemende werkgelegenheid
welke ten dele de teruggang van het aantal werkenden
in vaste dienst van de agrarische bedrijven compen
seert.
Toeslag
Dit aspect zal ook moeten worden bekeken wanneer
het ooit nog komt tot een arbeidsplaatsentoeslag in
het kader van de WIR, de Wet op de Investeringsreke
ning. Men is daar overigens nog niet aan toe. Op het
ogenblik buigt de SER zich over een advies over bijzon
dere toeslagen welke zullen komen naast de algemene
WIR-toeslagen die vorig jaar werden ingevoerd. Daar
bij komen ook aan de orde de mogelijke toeslagen voor
investeringen, welke het milieu verbeteren, het gebruik
van energie besparen en (het moeilijkst van allen) inno
vaties tot stand brengen.
Deze toeslagen hebben voor de ontvanger niet alleen
plezierige kanten. Wanneer er bijvoorbeeld een toeslag
komt voor een milieuverbeterende investering dan is
het niet ondenkbaar dat men ook verplicht wordt een
dergelijke investering te doen. Vooral in de intensieve
veehouderij kan dit problemen meebrengen.
In de agrarische sector is eraan vernieuwingen geen
gebrek en dus zou men van een toeslag op innovaties
wel wat kunnen verwachten. Veel van deze vernieu
wingen worden echter voorbereid in onderzoekinstitu
ten, voor een groot deel betaald door de overheid maar
waaraan ook het bedrijfsleven een steentje bijdraagt.
Het moet worden afgewacht of de WIR aan deze
typisch agrarische activiteit voldoende recht kan
doen.
Het zat u niet zijn ontgaan, dat sinds enige maanden
een tweede rubriek in dit blad is verschenen dat uiter
lijk wel iets weg heeft van mijn bescheiden bijdrage
hier. De schrijver bedient zich van een pseudoniem en
hij heeft, zoals ik, weinig plaats nodig om zijn zegje te
doen.
Daarmee echter houdt de overeenkomst wel op, want
wat een grote verschillen zijn er. Terwijl ik me in het al
gemeen beperk tot de kneuterigheid binnen de grenzen
van het werkgebied of de muren van het bankgebouw,
schildert hij metbrede streken problemen van internati
onale draagwijdte. Wordt mijn horizon begrensd door
de nabije contouren van boerderijen en dijken, zijn ein
der is grenzeloos. Beweeg ik me onder lage regenluch
ten voort op mijn fietsje of in mijn nederige japanner
tje, hij staat onder het blauwe uitspansel op de brug
van iets, dat gezien de hoeveelheid bemanningsleden
waarvan hij spreekt, een flink en zeewaardig jacht
moet zijn.
Hoe kom ik nu bij meneer Compaen en zijn Simon den
Danser terecht?
Wel, eerlijk gezegd, stort ik me dit keer ook eens op de
wereldpolitiek. Immers, het is de politieke ontspanning
tussen het westen en het verre oosten, die het heeft
mogelijk gemaakt dat China - ooit onbereikbaar voor
de gewone man als de maan voor een koolmeesje,
gastvrij de deuren opende. Samen met een onzer tour
operators wat een woord toch) brengen wij thans ex
clusieve reizen naar de bakermat van loempia en foe
jong-hai en ik kan u niet zonder trots melden dat het
mij is gelukt zo'n reis te verkopen. Ging nog vrij gemak
kelijk ook, want er zijn gelukkig nog sectoren in het
midden- en kleinbedrijf waar het redelijk gaat en zo'n
reis tot de welverdiende mogelijkheden ligt, althans
voor een keertje.
Maar voor het zover was, moest er een keuze worden
gemaakt. De geachte cliëntèle aarzelde tussen een
cruise naar zeer zonnige oorden en de reis naar het
land van de eeuwige glimlach. De folder kon hem niet
helemaal overtuigen en ik begreep dat ik met de volle
kracht van onze organisatie en met de macht van de
pers achter mij de laatste troef moest uitspelen.
Ik greep naar de afgelopen jaargang van dit blad en
sloeg open op de bladzijde waarin verslag wordt ge
daan van een reis naar China onder leiding van de
voorzitter van de hoofddirectie van de centrale bank.
Kijk, sprak ik, althans in woorden van die strekking, kijk
we zijn er zelf ook eens gaan rondneuzen. Je zou zelfs
de heer Lardinois kunnen vragen hoe het is bevallen.
Het argument bleek van doorslaggevende potentie te
zijn en de reis werd definitief geboekt.
Toch heb ik nadien een onzeker gevoel gekregen. Wel
licht had ik hem beter de rubriek kunnen laten zien van
de heer Compaen, die zo smakelijk schrijft over het
zeewezen dat de cruise zeker zou zijn verkocht.
Ik ken namelijk mijn klantjes en dit is er een, die altijd
nog wat meer zekerheid wil hebben dan het volle pond.
Ook is het een persoonlijkheid, die geen genoegen
neemt met knechten of onderbazen, maar er steeds op
staat door de grote baas zelf te worden geholpen.
Ach, beste meneer de voorzitter van het presidium van
ons aller centrale bank, als-ie een dezer dagen voor de
deur staat en naar u vraagt, ontvang hem dan vriende
lijk. Ik weet dat u het druk heeft, maar het is een erg
aardige man en bovendien een goede klant van zijn
eigen persoonlijke bankier, uw dienstwillige dienaar
Cas Sier