rabo-financiering
bedrijfsleven nam
hoge vlucht
Het ziet er naar uit dat de sterke groei van de Rabobank-activiteiten op het
gebied van het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf ook in de komende
jaren verder zal doorzetten.
Het kan geen kwaad om bij het doen van deze niet al te boude voorspelling
een korte terugblik op het verleden te werpen. Het is immers pas dertig
jaar geleden dat onze coöperatieve banken daarmee goed op gang kwa-
Weliswaar verstrekten de bij 'Utrecht'
aangesloten Raiffeisenbanken ook vóór
de Tweede Wereldoorlog al op kleine
schaal niet-agrarische kredieten, toch
waren deze leningen aan de 'midden
stand' van toen eerder uitzondering dan
regel. De tot 'Eindhoven' behorende
Boerenleenbanken verschaften zelfs tot
vlak na de oorlog alleen aan agrariërs
krediet. De ontwikkeling in de richting
van het niet-agrarische midden- en
kleinbedrijf maakt deel uit van een veel
bredere omwenteling die in het begin
van de jaren vijftig langzaam op gang
kwam: de ontwikkeling van landbouw
kredietinstelling voor boeren en tuinders
naar algemene bank voor iedereen.
Historische verbondenheid
Hoe kon het komen dat onze Raboban-
ken in zo'n betrekkelijk korte tijd aan
sloegen als financiers van handel en nij
verheid? Men dient te bedenken dat
onze banken door de activiteiten in de
agrarische wereld een historische ver
bondenheid hadden (en hebben) met
het midden- en kleinbedrijf. De aldus
opgedane kennis van zaken kwam goed
van pas bij een ander aspect dat mede
ten grondslag ligt aan ons succes bij het
midden- en kleinbedrijf: de ontwikkeling
van het platteland. Tot en met de vijf
tiger jaren, toen deze ontwikkeling aar
zelend op gang kwamen, waren onze
Raiffeisen- en Boerenleenbanken daar
in veel plaatsen de enige banken. Vanuit
die positie valt het te verklaren dat het
opkomend midden- en kleinbedrijf bui
ten de grote steden zich als vanzelf tot
de coöperatieve banken wendde.
Voedingsbodem
Zo waren kennis van zaken en het fijn
mazige net van onze banken op het
platteland een goede voedingsbodem
voor de groei van onze organisatie als fi
nancier van het midden- en kleinbedrijf.
Het zijn met name deze factoren ge
weest waardoor onze banken veel snel
ler zijn gegroeid dan de banken die tot
dan toe min of meer het monopolie had
den in deze bedrijfstak.
Deze voedingsbodem werd nog geacti
veerd door een aantal welkome mest
stoffen: de enorme welvaartstoename
in de zestiger en begin zeventiger jaren
en de in een steeds hogere versnelling
geschakelde verstedelijking van het
platteland. In aansluiting daarop gingen
onze banken zich op hun beurt in de ste
den vestigen. Zonder deze ingrediënten
zouden onze banken ook wel hebben
kunnen gedijen, al zou het groeitempo
lager hebben gelegen.
In de aanvang richtte zich de belang
stelling van onze coöperatieve banken
traditiegetrouw op de wat kleinere be
drijven van de 'middenstand'. Naarmate
het midden- en kleinbedrijf zelf de zaken
wat grootschaliger ging aanpakken, na
men ook onze contacten met de grotere
bedrijven in deze sector toe. Vooral na
de fusie van 'Eindhoven' en 'Utrecht' in
1972 zijn de zaken erg hard gegaan. Om
deze ontwikkeling actief te stimuleren
werd vijf jaar geleden binnen het Werk
gebied Aangesloten Banken van de
Centrale Rabobank in Eindhoven de ac
tiviteit Handel, Nijverheid en Instellin
gen opgericht.
Lustrum
Hoewel een lustrum in het algemeen te
kort is voor uitvoerige bespiegelingen,
kan er voor HNI best een uitzondering
gemaakt worden. De activiteiten van
deze Eindhovense afdeling hebben in
die korte tijd namelijk een grote vlucht
genomen.
Enkele cijfers: Uit een onderzoek in
1977 is gebleken dat de Rabobanken
zaken deden met ruim 40 procent van
de 340 000 bedrijfsvestigingen in de
sector midden- en kleinbedrijf. Drie
kwart daarvan - ofwel 30 procent van
alle bedrijfsvestigingen in deze sector -
had de Rabobank als enige of belang
rijkste bankier. Het ziet er naar uit dat
wij ons aandeel nog kunnen uitbreiden.
Intussen kan met gepaste bescheiden
heid worden vastgesteld dat onze orga
nisatie in deze sector de grootste is ge
worden.
Om nog een indruk te geven: In 1963
verstrekten de coöperatieve banken
voor 300 miljoen gulden nieuwe lenin
gen en kredieten aan het midden- en
kleinbedrijf. In 1978 was dat 7,1 miljard.
Alleen al in de korte periode van het be
staan van HNI verdrievoudigde het be
drag aan leningen en kredieten van 2,3
miljard in 1973 naar de al genoemde 7,1
miljard in 1978. De bij de handel en nij
verheid uitstaande bedragen bedroegen
In dit artikel wordt inge
gaan op de enorme toe
name van Rabobank-ac
tiviteiten in de sector van
het niet-agrarische mid
den- en kleinbedrijf.
Veertig procent van de
bedrijfsvestigingen in
deze sector doet zaken
met de Rabobank. Dertig
procent heeft de Rabo
bank als enige of belang
rijkste bankier. De Rabo
bank is daarmee de be
langrijkste financiële in
stelling voor deze be
drijfstak. Ze is traditiege
trouw het sterkst verte
genwoordigd bij de klei
nere bedrijven, hoewel
een snelle toename te
bespeuren valt van grote
re bedrijven die een rela
tie met de Rabobank
aangaan. Om mede daar
op te kunnen inspelen
werd vijf jaar geleden de
activiteit Handel, Nijver
heid en Instellingen op
gericht.
De werkzaamheid van
HNI is niet alleen gericht
op dat deel van het mid
den- en kleinbedrijf, dat
onder te brengen valt on
der Handel en Nijverheid.
De betrokkenheid bij in
stellingen van algemeen
belang, zoals gemeenten,
waterschappen, zieken
huizen en andere ver
pleeginrichtingen, kerke
lijke instellingen, scholen
en woningbouwvereni
gingen en andere plaat
selijke of regionale ver
enigingen is eveneens
zeer omvangrijk.
HNI-activiteiten strekken
zich ook uit tot de be
oefenaars van het vrije
beroep.
Voor de goede orde:
waar in dit artikel gespro
ken wordt over midden-
en kleinbedrijf wordt be
doeld de niet-agrarische
sector. Indien het over de
agrarische sector gaat,
wordt dit erbij vermeld.