totaal toevertrouwde middelen bedrijfsresultaten personeelsontwikkeling De spaarneiging lijkt mede te worden beïnvloed door de onzekerheid over de sociaal-economische ontwikkelingen en ook door de in vergelijking met voor gaande jaren sterk verbeterde verhou ding tussen de spaargeldrente en de geldontwaarding. Dat geldt ongetwij feld ook voor de in 1978 van kracht ge worden fiscale vrijstelling van de eerste f 200,- rente-inkomsten. Bij voortduring hebben wij gepleit voor dergelijke fisca le tegemoetkomingen aan spaarders. Nu onder invloed van de minder gun stige winstontwikkelingen de bedrijfs- besparingen laag blijven is stimulering van de gezinsbesparingen van het grootste belang voor de toekomstige in vesteringen en daarmee voor de werk gelegenheid. De vrijstelling van f200,- is in dat kader naar onze mening zeer welkom. Wel is daarbij in aanmerking te nemen dat in 1978 gemiddeld iedere Nederlan der zo'n f7 000,- spaartegoed bezat en gemiddeld circa f400,- rente-inkom sten had. Een factor van belang voor de nominale spaaraanwas vormt de nominale inko- mensgroei. Deze is in het verslagjaar af genomen, enerzijds als gevolg van de verminderde inflatoire toeneming en an derzijds als gevolg van de verdere daling van de reële inkomensstijgingen. Bij onze banken speelt voorts ook de in ver gelijking met 1976/1977 minder gun stige inkomensontwikkeling in enkele agrarische sectoren. De beschreven ontwikkeling resulteerde in een groei van de spaarmiddelen met f4,3 (4,2) miljard, inclusief de per het einde van het jaar bijgeschreven rente. Dat betekende een stijging met 13 (14) tot f 38,5 (34,2) miljard. De middelen op termijn namen in 1978 toe met f4,6 (3,1miljard tot f 12,0 (7,4) miljard. Voor een in vergelijking met voorgaande jaren aanzienlijk bedrag konden nieuwe pandbrieven worden ge plaatst. Mede als gevolg van de zeer hoge geldmarktrente per het einde van het verslagjaar namen ook de saldi op zakelijke bankdepositorekeningen flink toe. Ter dekking van de middelenbe hoefte van de Rabohypotheekbank NV werden in het verslagjaar door haarzelf en ten behoeve van haar door de Cen trale Bank wederom voor een omvang rijk bedrag nieuwe onderhandse lenin gen opgenomen. In mei emitteerde de Centrale Rabobank een obligatielening met een rente van 714 tot een bedrag van f200 miljoen. Na een opvallend sterke groei in 1977 vertoonden de saldi op privérekeningen in 1978 een normaal te achten toene ming met f566 miljoen, vergelijkbaar met f 840 miljoen in 1977 en f 554 mil joen in 1976. Het aantal privérekeningen blijft ge staag groeien. De tegoeden op reke ning-courant voor bedrijven en instellin gen gaven een toeneming met f216 (532) miljoen te zien. In de matige groei van deze tegoeden weerspiegelt zich de verminderde liquiditeitspositie in een aantal agrarische sectoren. Daarnaast is ook de hoge rentestand per het einde van het jaar hierop van invloed geweest: grote saldi zijn overgeheveld naar hoog- rentende bankdepositorekeningen op korte termijn. In totaliteit namen de aan onze organi satie toevertrouwde gelden in het ver slagjaar toe met f9,7 (8,7) miljard of 19 (21tot f 59,7 (50,0) miljard. De beschreven gang van zaken bij de Rabobankorganisatie resulteerde uitein delijk in een groei van het geconsoli deerde balanstotaal met 21 (20) tot f74,2 (61,1) miljard. Ondanks de ver minderde inflatiegraad was de relatieve groei nog iets sterker dan in het vooraf gaande jaar. Evenals in 1977 konden ook in het verslagjaar de bedrijfsresulta ten niet geheel gelijke tred houden met de sterke groei van de bedrijfsomvang. De in 1977 begonnen verkrapping van de rentemarge zette zich in de eerste drie kwartalen van het verstreken jaar in nog versterkte mate voort; in die perio de werkte de daling van rentetarieven sterker door in de debet- dan in de cre- dittarieven. De sterke stijging van het renteniveau in het laatste kwartaal bood daartegen onvoldoende compensatie, zodat ook over het gehele jaar genomen wederom een aanzienlijke verkrapping van de rentemarge viel te constateren. Behalve door de rentebestanden op geld- en kapitaalmarkt is de rentemarge in het verslagjaar eveneens gedrukt door het feit dat vanwege de sterke kre- dietgroei en in zekere mate ook vanwe ge de heersende kredietbeperking we derom een groot beroep moest worden gedaan op de onderhandse kapitaal markt. De langs die weg aangetrokken middelen zijn qua rentekosten aanzien lijk duurder dan onze traditionele mid delenbronnen. Na de sterke stijgingen van de afgelopen jaren zijn in het ver slagjaar de provisie-inkomsten, althans relatief, minder toegenomen. Dat is te begrijpen, nu de groei van de nieuw ver strekte leningen is verminderd en nu, gerekend vanaf het hogere beginniveau, ook de activiteiten waarvan de omvang niet tot uitdrukking komt in het balans totaal relatief minder sterk stijgen. Uit eindelijk steeg de rentewinst met 7 (7) tot f 1 775 (1 655) miljoen en de provisiewinst met 19 (24)% tot f514 (434) miljoen. Dat resulteerde in een rente- en provisiewinst van f2 289 (2 088) miljoen, 10 (10)% meer dan in 1977. De bedrijfskosten namen in totaal toe met 12 (11)% tot f 1 559 (1 389) mil joen. Deze stijging is, ondanks de lagere inflatiegraad, groter dan die van 1977. Dat is echter geheel toe te schrijven aan het feit dat het stijgingspercentage van 1977 is geflatteerd door eenmalige ex tra kosten, verband houdende met pen sioenvoorzieningen, welke in 1976 ten laste van de algemene kosten zijn ge bracht. Correctie hiervoor brengt het vergelijk bare stijgingspercentage van de be drijfskosten in 1977 op 14%. Bij de be langrijkste kostensoort, de personeels kosten, zette de matiging in het stij gingstempo zich duidelijk voort, on danks de weer toegenomen groei van het personeelsbestand. Nu de concur rentie in het bankwezen toeneemt en nu het ernaar uitziet dat een structurele verbetering van de rentemarge niet in het verschiet ligt, wordt de noodzaak tot verdere beperking van de kostenstijgin gen groter. Bij ons streven daarnaar handhaven wij onverkort het uitgangs punt dat zulks niet mag gaan ten koste van de kwaliteit van onze dienstverle ning. Integendeel, ook daarin blijven wij ons op een verdere verbetering en in tensivering richten. Voor voorzieningen en belastingen werd in het afgelopen jaar een winst van f731 (699) miljoen geboekt, dit is een stijging met 5 (9) ten opzichte van 1977. Vanwege de wederom sterke groei van de kredietverlening werd een aanzienlijk bedrag, te weten f239 (235) miljoen, toegevoegd aan de Voorziening voor Bedrijfsrisico's. De belastingen waren f 12 miljoen lager dan in 1977. Mede daardoor kon de netto winst met 12 (12)% stijgen tot f273 (244) miljoen. Deze netto winst wordt in onze organi satie nagenoeg geheel toegevoegd aan de reserves. Het aantal bij de gezamenlijke Rabo- banken werkzame personen nam in het verslagjaar toe met 961 (889), een iets grotere toeneming derhalve dan in 1977 en ook dan in de vijf daaraan vooraf gaande jaren. Bij de Centrale Rabobank en haar meer derheidsdeelnemingen nam het perso neelsbestand toe met 348 (25) tot 4 078

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 17