32 'Hij# over boeren gesproken duktie en afzet van onder meer zuivel- produkten en eieren door de Nederland se boeren dan het geval was bij de col lega's in de (meeste) andere EEG-lan- den, kon in ons land een sterkere pro- duktieverhoging plaatsvinden, ten koste van die boeren uit de andere EEG-lan- den. Hierdoor is een ruimere werkgele genheid voor de landbouw in ons land behouden dan het geval zou zijn ge weest als de bedrijfsontwikkeling niet was gestimuleerd door middel van on dermeer rente-subsidieregelingen, of als de ontwikkeling naar grotere bedrijven belemmerd was. Een verdere groei naar grootschaliger bedrijven zal ongetwijfeld doorzetten. Het verleggen van het overheidsbeleid naar de zogenaamde middenbedrijven - een vage term - betekent in feite, dat voor een wat groter aantal bedrijven de aansluiting bij de reeds gemoderniseer de bedrijven wordt vergemakkelijkt. Het stichten van mammoetbedrijven be hoeft evenwel geen aanmoediging. Evenmin lijkt het verstandig - afgezien van de vraag of daartoe mogelijkheden aanwezig zijn - om de produktie-om- vang per bedrijf te beperken tot bijvoor beeld twee volwaardige arbeidskrach ten. Dit zou niet alleen de ondernemersvrij heid vergaand aantasten maar ook een verbetering van de sociale positie en wellicht ook een versterking van de in ternationale concurrentiekracht in de weg staan. Boer worden Boer worden geeft tegenwoordig ande re problemen dan vroeger. Vroeger werd toetreding tot de landbouw van boerenzoons meestal als iets vanzelf sprekends ervaren. Waren er meer be- drijfsopvolgers in een gezin, hetgeen in verschillende streken nogal eens voor kwam, dan werd het bedrijf opgedeeld. Van zelfstandigheid van de bedrijfsop- volger, was, zolang de inwonende ou ders nog leefden vaak geen sprake. De jonge boer van vroeger beschikte zeker niet over veel liquide middelen. In de fi nancieringsbehoefte werd vaak binnen Zon oogstrelende foto van een boer aan de door een span paarden voortgetrok ken ploeg is tegenwoordig bijna niet meer te maken. Toch kon onze fotograaf dit tafereel nog recentelijk in Noord west-Brabant op de gevoelige plaat vastleggen. eigen kring (familie) voorzien. Men ging er niet gemakkelijk toe over geld te le nen bij de bank. In de huidige tijd zijn er in veel bedrijven geen opvolgers. De re den daarvoor is dat boerenzoons vaak geen ambitie hebben om zelf boer te worden, dat het over te nemen bedrijf te klein wordt geacht en dat de vererving moeilijkheden dreigt te geven. Voor sommigen die-voor het boer worden hebben gekozen zullen de problemen klein zijn. Maar voor anderen die zien aankomen dat het over te nemen bedrijf in de toekomst door schaalvergroting te klein wordt of reeds is, ligt het vaak minder gemakkelijk. Waar uitbreidingsmogelijkheden aan wezig zijn, zoals met name in de inten sieve veehouderij, komt vaak toetreding van buitenaf, waardoor de markt sneller verzadigd raakt. Zo is er toetreding van handel en industrie en van niet-boeren- zoons. In het laatste geval betreft het nog al eens bouwvakkers die voor ver bouwingen minder financiële middelen benodigen. Om dit tegen te gaan drin gen de landbouworganisaties aan op vestigingseisen. Maar het stellen van goede eisen is geen eenvoudige zaak. Eisen ten aanzien van ondernemerskwa liteiten kunnen moeilijk worden gesteld omdat deze praktisch niet meetbaar zijn. En juist het ondernemerschap kan van doorslaggevende betekenis zijn voor het welslagen van een bedrijf. Eisen ten aanzien van de minimum- bedrijfsomvang kunnen voorbijgaan aan het feit dat in de praktijk blijkt dat kleine bedrijven kunnen uitgroeien tot vol waardige moderne bedrijven. Ook kun nen vestigingseisen bij de bouwwereld negatieve reacties oproepen waardoor de boer wordt tegengewerkt als hijzelf mee wil helpen bij het neerzetten van bedrijfsgebouwen. Het zelfstandig ondernemerschap is voor de agrarische jongeren een belang rijke drijfveer om boer te worden. Blij kens de discussienota 'Boer Blijven' van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) wordt hieraan veel waarde gehecht. De mogelijkheden om boer te worden zullen ongetwijfeld klei ner worden. Het ministerie van land bouw verwacht dat het aantal hoofdbe- roepsbedrijven in de land- en tuinbouw zal dalen van ruim 120 000 nu tot circa 80 000 in 1990. Het NAJK is daarentegen van mening dat met het door haar voorgestane be leid rond de eeuwwisseling nog 100 000 bedrijven zelfstandig kunnen functioneren. Dit moet echter ernstig worden betwij feld omdat bij nadere bestudering van dit beleid blijkt dat de verlangde over heidsbemoeienis zo ingrijpend is dat de zelfstandigheid van de boer nog meer wordt aangetast dan nu al het geval is op grond van de eerder genoemde fac toren. De financiële problematiek bij de begin nende jonge agrariër die over weinig eigen vermogen beschikt kan van grote omvang zijn. De mogelijkheden tot le nen bij familie zijn in tegenstelling tot vroeger veel kleiner. Ook wil men als boer minder afhankelijk zijn van de familie. Het coöperatief land bouwkrediet heeft op deze problemen ingespeeld door het overgaan tot aan gepaste financieringsvormen. Onze ban ken geven kredieten waarop in de eer ste jaren niet hoeft te worden afgelost. In de eerste fase na de bedrijfsoverna me ontstaat daardoor een zodanige fi nancieringsverlichting dat de jonge agrariër ook in deze voor hem soms moeilijke aanloopperiode over een rede lijk besteedbaar inkomen beschikt. Soms treft onze banken het verwijt dat ze op dit gebied nog meer zouden kun nen doen. Het zal echter duidelijk zijn dat de bestaande leningsvoorwaarden al ruim zijn en dat ook de Rabobanken geen ijzer met handen kunnen breken. Zwakke afspiegeling Al met al zijn de problemen rond het boer zijn, boer blijven en boer worden niet gering. De hier aangeduide aspec ten zijn nog maar een zwakke afspiege ling daarvan. Ook in andere bedrijfstak ken is de prijs die men moet betalen voor het vrije ondernemerschap niet ge ring. De eisen op het gebied van vak manschap, ondernemerschap en finan ciële draagkracht zijn voor de zelfstan digen aanmerkelijk hoger komen te lig gen. Wie daar niet tegenop gewassen is zal aan het ondernemerschap weinig vreugde beleven. Daartegenover staan echter gelukkig nog velen die de uitda ging strijdlustig tegemoet blijven treden met geloof in eigen kunnen. Plezier in het werk en een redelijk belegde boter ham zal voor hen ook in de toekomst mogelijk blijven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 34