Plan-Pais
Minister Pais heeft inmiddels zelf ook
een plan ontworpen om de schoolva
kanties te spreiden. Hij denkt erover de
zomervakanties zodanig te bekorten dat
er 20 dagen resteren, die deze scholen
naar eigen inzicht over de rest van het
jaar kunnen spreiden. Pais' nog niet uit
gevoerde plan staat of valt echter met
de bereidheid van de scholen mee te
werken aan deze vergaande spreiding.
Opleggen kan hij dit niet. De toeristi
sche organisaties hebben er een hard
hoofd in of de scholen daaraan willen
meewerken. Er moet een centrale rege
ling komen, vinden ze. Maar ook de Ne
derlandse Federatie van Onderwijsvak
organisaties ziet in het plan-Pais geen
heil. 'Het plan lijkt voor de vaststelling
van de overige vakanties meer vrijheid
te scheppen. Dit is echter slechts schijn.
Er zal immers een gestructureerd over
leg moeten komen ter vaststelling van
de spreiding van ook deze vakanties. De
chaos kan alleen maar groter worden,'
aldus de NFO. Intussen moet de Coördi
natiecommissie Vakantiespreiding On
derwijs en Bedrijfsleven al enige tijd be
vallen van een advies, waar de minister
mee uit de voeten kan. Dit had er al
moeten zijn, maar de steeds weer optre
dende belangentegenstellingen hebben
de publikatie van dit advies vertraagd.
Men hoopt het nu in het voorjaar klaar
te hebben. Het gevolg van dit alles is
dat er in 1979 van een sluitende rege
ling voor vakantiespreiding weer geen
sprake is.
Wintersport
Uit het hier geschetste beeld blijkt wel
dat de weg naar de goed geregelde va
kantiespreiding voorlopig nog bezaaid
ligt met voetangels en klemmen. Met
het toenemen van het aantal mensen
dat op wintersportvakantie gaat krijgt
de discussie over vakantiespreiding er in
ieder geval een nieuwe dimensie bij. De
huidige schoolvakanties en de collectie
ve bedrijfsvakanties vormen voor de
meeste liefhebbers van een dergelijk
uitstapje een ernstige barrière. Zij kun
nen er hooguit rond de kerst en de jaar
wisseling tussen uit, als de wintersport
centra uit hun voegen barsten en er in
veel gevallen, zoals in de afgelopen
keer, geen sneeuw ligt. De piek rond
deze feestdagen maakt de wintersport
bovendien, net als de zomervakantie in
het hoogseizoen, veel te duur. Een goe
de vakantiespreiding kan ertoe bijdra
gen dat meer mensen in de gelegenheid
worden gesteld de lange latten onder te
binden. Popularisering heeft volgens
onze reisdeskundigen De Groot en Loh-
man ongetwijfeld een gunstige invloed
op de prijs. 'Er is belangstelling genoeg
voor. Het aantal mensen dat met win
tersportvakantie gaat bedraagt nu ruim
700 000, van wie er circa 300 000 via
reisbureaus een accommodatie boeken.
Meer mogelijkheden tot vakantie in de
winter zal dit aantal beslist doen toene
men.'
Tweevoudige economie
Simon den Danser ligt nog steeds hoog en droog in het winterweer op de
werf. Tussen de buien door vordert het onderhoud gestaag. Mijn bemannin
gen zitten warm bij de kachel en beseffen niet, als zij tijdens het seizoen met
mij buitengaats gaan, welke hoeveelheid werk is verzet om ongestoord door
het zoute water te kunnen klieven. Dit soort werk wordt niet betaald in loon
of salaris en komt ook niet in de statistieken tot uiting als een bijdrage tot het
nationaal produkt.
Het bevindt zich in het gezelschap van het eigen groentetuintje, het zelf wit
ten van het plafond en het werk van de huisvrouw. De functie van huisvrouw
is geen beroep. Toch is een 'household manager' best een hoogwaardig be
roep, zeker wanneer het in het Engels wordt verkocht: planning, budgettering,
control, delegatie en relax op zijn tijd, zijn wezenlijke karakteristieken van die
functie.
Onze samenleving kent honderdduizenden 'functionarissen' van dit soort en
het aantal neemt steeds toe. Neem de doe-het-zelvers.
Geïndustrialiseerde samenlevingen hebben een dualistische economie:
- in het geïnstitutionaliseerde deel van de economie werken mensen in func
ties en banen die door de arbeidsmarkt worden opgeleverd en verdienen
geld. De goederen en diensten die zij leveren worden met geld gekocht. Dit
deel van de economie kent vier sectoren, de primaire (land-, bos- en mijn
bouw), de secundaire (fabricage), de tertiaire (diensten) en de quartaire (dien
sten aan diensten);
- het informele deel van de economie wordt gevormd door huishoudingen
en ook door wat men de marginale sector zou kunnen noemen (gemeen
schapsactiviteiten).
Hier werkt de officiële arbeidsmarkt niet, het werk wordt niet of bijna niet be
taald, goederen en diensten worden meestal weggegeven of uitgewisseld.
Het is te vergelijken met de ruil-economie (de zgn. barter-economie) in tegen
stelling tot de geld-economie.
In geïndustrialiseerde samenlevingen domineert de geld-economie. Dit is het
resultaat van 200 jaar vertrouwen in industrialisatie. Steeds meer mensen zijn
in deze periode van twee eeuwen uit de ruil-economie in de geld-economie
terechtgekomen. Binnen dit scenario zal deze beweging doorgaan, zelfs wor
den versterkt in een fase van hyper-industrialisatie, waarin geavanceerde
technologieën en vernuft-intensieve service-industrieën de leiding gaan ne
men.
Momenteel wordt veel over nul-groei gesproken en gedacht. Beter ware het
te denken in termen van evenwichtseconomieën. In een evenwichtseconomie
zal de beweging naar een verdere institutionalisering stoppen en wellicht
zelfs omkeren. Dat betekent, dat mensen zogezegd uit de geld-economie in
de ruil-economie zullen stappen, uit functies en banen die door de arbeids
markt worden opgeleverd naar de informele economie van de huishoudingen,
van gemeenschapswerk, van de gratis diensten, van de doe-het-zelvers en
van hen die hun boot zelf onderhouden.
Een belangrijk aspect van de evenwichtseconomie is de aanwezigheid van
een vrij stabiele balans tussen de twee delen ervan. In hoog geïndustrialiseer
de landen zal daarom de overgang naar een evenwichtseconomie gepaard
gaan met een afname van groei en van activiteiten die gebaseerd zijn op geld
en betaalde banen. In ontwikkelingslanden daarentegen is een omgekeerde
beweging te verwachten van doe-het-zelvers, enz. naar banen en activiteiten
gebaseerd op een arbeidsmarkt en op geld. Kortom een beweging naar een
geïnstitutionaliseerde economie. Ik zou dus kunnen overwegen mijn schip bij
voorbeeld te laten overwinteren in Sénégal en het daar te laten onderhou
den
C. G. Compaen
JD.