zijn niet essentieel voor de coöperatieve samenwerking. Er zijn coöperaties waar dit alles ontbreekt. Anderzijds zouden zeer veel coöperaties niet kunnen func tioneren als de leden een dergelijke be reidheid niet zouden opbrengen. Juist in j deze gevallen blijkt dat de leden 'iets zien' in de coöperatie. Dit onderscheidt hen van de overige afnemers van c.q. le veranciers aan diezelfde coöperatie. Het is overigens niet eenvoudig alle motie ven van een lid van de coöperatie om lid te zijn te ontleden. Het gaat met name niet aan om de eventueel aanwezige ideële overwegingen te bagatelliseren. De wet gaat er echter van uit dat de fundamentele reden een zuiver zakelijke is. Anders gezegd: het lid heeft een be paald zakelijk belang bij de coöperatieve samenwerking. Dit belang is te vinden in de eigen activiteit van de leden als ondernemers c.q. als consumenten. Dit heeft de wetgever bedoeld toen hij sprak van 'overeenkomsten sluiten in het bedrijf dat ten behoeve van (de) leden (wordt) uitgeoefend Zakelijk belang niet altijd prijsbelang Het zakelijk belang van de leden kan in de praktijk velerlei zijn. Zo kan het zijn dat de prijs welke de leden ontvangen voor hun eindprodukt c.q. betalen voor j hun grondstof, voordeliger is dan wan neer zij geen lid zouden zijn. Het belang kan ook hierin zijn gelegen, dat de leden elders de transactie niet kunnen sluiten, j danwel niet op dezelfde condities. Vaak J zal de coöperatie voor de individuele Ie- i den vooral continuïteit van leverancier j of afnemer betekenen. Bij vele coöpera ties zullen verschillende belangen tege- lijk behartigd worden. Het lijkt mij overi gens niet ondenkbaar dat tijdens de on stuimige groei van de jaren zestig het belang bij de coöperatie wat eenzijdig is gezien als een prijsbelang, en te weinig aandacht is opgebracht voor met name j het belang dat in de continuïteit is te vinden. Juist deze laatste functie van de J coöperatie maakt haar zo aantrekkelijk, in de toekomst wellicht ook meer en meer voor niet agrarische ondernemers. Met name is een tijd waarin de nadelen van grootschaligheid steeds meer de aandacht krijgen, zou de coöperatie zich i wel eens kunnen gaan ontwikkelen als een zeer bruikbaar alternatief. Bindmiddel Over het belang van de leden bij de coöperatie zouden vele nummers van 'Rabobank' te vullen zijn. Dit is niet zo verwonderlijk. Het gaat om het essen tiële kenmerk van de coöperatie. In het verband van dit artikel zou ik willen vol staan met de volgende opmerkingen. De coöperatieve samenwerking van zelfstandige ondernemers of consumen ten staat voortdurend onder spanning. Zij heeft de natuurlijke neiging om los ser te worden. Tegenover deze middel puntvliedende kracht heeft de samen werking een bindmiddel nodig. Deze band wordt gevormd door het belang van de leden. Daarom is van zoveel be lang dat de leden alle ongeveer hetzelf de belang bij de coöperatie hebben. Dat dit niet te snel kan worden aangenomen is onlangs nog weer eens duidelijk ge bleken. Bij een coöperatie van melkvee houders een groep van zgn. 'bussenmel- kers' dat zij een ander belang hadden dan de groep van de zgn. 'tankmelkers'. De econoom zou in dit verband opmer ken dat de leden geen concurrent van elkaar mogen zijn (vgl. Terwoorst in zijn proefschrift 'Coöperatie als vorm van economische organisatie' pag. 46, zij het in ander verband). Voor de coöpera tieve praktijk is met name van belang dat het belang van de leden bij de coöperatie voor de coöperatie haar identiteit vormt. De wetgever spreekt in dit verband van de doelstelling van de coöperatie. Die identiteit van de coöpe ratie is van belang voor de leden, maar ook voor de organen van de coöperatie en niet in de laatste plaats voor de werknemers van die coöperatie. Om een beeld uit de sport te gebruiken: hier is sprake van de lijnen waarbinnen het spel wordt gespeeld. Deze moeten dui delijk zijn, zoals ook bij voetbal duidelijk moet zijn wanneer de bal 'in' is en wan neer 'uit'. Daarbij moet vooral niet vergeten wor den dat de identiteit van de coöperatie niet door de juridische vorm gestalte krijgt. De identiteit wordt herkenbaar door het belang van de leden duidelijk te formuleren en daarbij na te gaan wat daartoe dienstig is en wat niet. Als dat niet gebeurt, dan functioneert de band tussen de leden onderling en die tussen de leden en de coöperatie niet, en is het juridische huis op drijfzand gebouwd. in zakelijk verkeer met de leden Hierboven hebben wij al opgemerkt dat het niet voldoende is, dat de coöperatie zomaar de materiële behoeften en be langen van de leden dient. De wet ver eist dat dit dienen wordt bereikt in het zakelijke verkeer dat zij met de coöpera tie onderhouden. Hiermee heeft de wet gever ook willen aangeven dat de leden van een coöperatie meer zijn dan alleen maar aandeelhouders: de coöperatie is iets anders dan een beleggersclub. Wanneer de leden alleen maar behoef ten hebben naar meer inkomen en er vanuit het coöperatieve bedrijf geen di recte aansluiting is op de activiteiten van de leden in privé, buiten het samen werkingsverband, dan is de juridische vorm van de coöperatie niet geschikt. Voor de juridische constructie van de coöperatie is een 'beleggersbelang' als bindmiddel niet sterk genoeg. Een der gelijke coöperatie is gedoemd uiteen te vallen. Het verschil tussen een lid van de coöperatie en een aandeelhouder in een NV of BV wordt ook wel eens onder woorden gebracht met de aanduiding dat het risico van de leden niet in de eerste plaats een kapitaalsrisico is. Dit is juist. Als het mis gaat met de coöpe ratie zijn de leden veel meer kwijt dan het eventueel in de coöperatie geïnves- teert de coöperatie zijn de leden veel meer kwijt dan het eventueel in de coöperatie geïnvesteerde kapitaal. Het wegvallen van de coöperatie zal direct nadeel betekenen in hun eigen bedrij vigheid. Het gaat echter te ver om in het verlengde hiervan te verlangen, dat bin nen een coöperatie de leden onder alle omstandigheden een prijsrisico moeten lopen, zoals hier en daar wordt be weerd. De aan deze opvatting ontleende stelling dat de Rabobankorganisatie niet in alle opzichten coöperatie is, omdat in deze organisatie de prijs niet de drager van het exploitatierisico is, lijkt mij dan ook onjuist. Het belang van de leden kan in de prijs tot uitdrukking komen, maar ook commerciële prijzen passen zeer wel in de wettelijke regeling van de coöperatieve vereniging. Het karakter van de coöperatie verzet zich er ook niet tegen dat de leden geen of geen exclu sieve aanspraken hebben op de winst of op het saldo van de coöperatieve onder neming. Ook derden kunnen hierop aan spraak maken, bijvoorbeeld via een recht op dividend. De gemeenschappelijke onder neming en het individuele lid Vanuit de coöperatie gezien hebben de individuele leden specifieke verlangens en belangen gemeenchappelijk. De coöperatie is er om hieraan bedrijfsma tig te voldoen. Dit wordt bereikt doordat de coöperatie met de individuele leden overeenkomsten sluit waarbij zij zich verbindt de gevraagde goederen of diensten te leveren c.q. de aangeboden goederen of diensten af te nemen. Zoals ik in een vorig artikel heb bena drukt, valt niet in te zien waarin de coöperatieve onderneming in zijn be drijfsvoering zou verschillen van andere ondernemingen. In ieder geval dient de coöperatie extra te waken voor de con tinuïteit van haar bedrijfsvoering. De be langenbehartiging moet ook voor de toekomst verzekerd zijn. Wellicht dat sommigen deze doelstelling zullen zien als een ingebouwde eis tot een behou dend management. Dit is uiteraard een kwestie van appreciatie. Mij lijkt dit ver eiste juist een extra beroep te doen op de slagvaardigheid en inventiviteit van de coöperatieve ondernemers. De hier en daar nog wel een doorbrekende hui ver voor diversificatie en innovatie bin nen een coöperatie, lijkt in ieder geval

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 27