nom: vijfjaar ervaring ove rh e id-bed rijfsl eve n De maatschappij, waarin wij leven wordt gekenmerkt door voortdurende veranderingen. Ook de normen, welke wij stellen aan de relaties welke bin nen de maatschappij bestaan, wijzigen onder invloed daarvan. Een goed voorbeeld van dit laatste is de mate en de wijze van overheids bemoeienissen met het bedrijfsleven. Daarbij moet wel worden aangetekend, dat overheidsbemoeienis, hoewel deze toeneemt, op zich geen recent verschijnsel is. De geschiedenis van het verschijnsel overheidsbemoeienis wordt gekenmerkt door een veelheid van gebeurtenissen en ontwikkelingen. Genoemd mogen worden het Kinder wetje van Van Houten (1874), de op richting van het Vakdepartement van Economische Zaken (1933), en thans de geleidelijke verschuiving van indirecte naar directe bemoeienis. Sociale uitkomst krijgt sterk accent Deze laatste ontwikkeling wordt veroor zaakt door het feit, dat het functioneren van de onderneming steeds nadrukkelij ker mede wordt bezien in het kader van de sociale uitkomsten daarvan. En dat op zich is weer voor een belang rijk deel mede beïnvloed door de vakbe weging, die in de ontwikkelingen sedert de tweede wereldoorlog voor het eerst als volwaardige partner werd betrokken De heer Wisman, directeur van de NV Noordelijke Ontwikke lingsmaatschappij (NOM) is door zijn functie en ervaring een man, die ons iets te zeggen heeft over het samenspel van overheid en bedrijfsleven in deze tijd. Hij doet dat in zijn bijdrage te gen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelin gen. Daarbij schroomt hij niet zijn visie en kritische mening te geven over taak en plaats zowel van de overheid als van de on dernemer. De heer Wisman was vorig jaar gastspreker op een door de Ra bobank Drachten georganiseerd seminar voor ondernemers. Ir. H. A. Wisman directeur NV Noordelijke Ontwikkelings maatschappij in de door de overheid uitgestippelde overlegstructuren welke als basis moes ten dienen voor het regeringsbeleid. De identiteit van de vakbeweging heeft uiteraard sterk bijgedragen aan de ac centverschuiving naar bedrijfstakken en individuele ondernemingen. De overheid beperkt zich aldus niet meer tot een algemene conjunctuur- en structuurpolitiek, doch wordt in speci fieke gevallen betrokken in het beleid van de individuele onderneming dan wel bedrijfstak. Sedert de oliecrisis van 1973 is deze ontwikkeling aanmerkelijk versneld. Belangrijk daarbij is te analy seren, of de overheid zelf dan wel het bedrijfsleven daarbij de voornaamste initiatiefnemer is. De ondernemer is in genoemde periode in toenemende mate voor problemen gesteld, welke hij zeker in de omvang, waarin deze zich voor doen, voordien niet voor mogelijk had gehouden. Daarbij is de snelheid, waar mee dit plaatsvindt, veelal zodanig, dat een weloverwogen actieprogramma daartegen niet meer goed te realiseren is. Het gaat er toch om het effect van op lossingen een voorsprong te laten ver krijgen op de toeneming van de proble men. Dit laatste is één van de meest wezen lijke problemen van de huidige crisis. De ondernemer, zijn verantwoorde lijkheid en de overheid Een ander kenmerk van dezelfde perio de is, dat het bedrijfsleven zich in toene mende mate belast voelt door maatre gelen van de overheid, waarin men wei nig waardering bespeurt voor het func tioneren van de onderneming op zich en daarbinnen voor de functie en verant woordelijkheid 'van de ondernemer. Men kan uiteraard de vele bezwaren van het bedrijfsleven tegen de overheid ter discussie stellen. Echter men moet wel een zeer scherpe analist zijn om sedert het begin van de zeventiger jaren een duidelijk waar neembare positieve trend in de waarde ring van de overheid voor de onderne mer te ontdekken. Daar dient dan echter onmiddellijk aan te worden toegevoegd, dat de positie van het bedrijfsleven en de mogelijkhe den van ontwikkeling van de individuele onderneming natuurlijk niet uitsluitend door die waardering van overheidswege worden bepaald. Zij wordt mede beïnvloed door de weer stand, welke de onderneming kan bie den tegen de effecten van een wereld wijde recessie. Dit laatste is met nadruk de verant woordelijkheid van de ondernemers en hun organisaties. Tot vóór 1973 was het zeker niet ge bruikelijk, dat de ondernemers in de overwegingen en beleidsanalyse, welke aan hun verantwoordelijkheid ten grondslag liggen, zelf vaak het initiatief tot overleg met de overheid namen. Wanneer dit gemotiveerd wordt vanuit de principes van de vrije ondernemings gewijze produktie, moet men wel goed beseffen, dat een dergelijke verwijzing een zeer grote nadruk legt op de verant woordelijkheid van de individuele on dernemer. Ook kan men zich afvragen, of dit uit gangspunt niet erg theoretisch is, wan neer ondernemers, die in financiële moeilijkheden geraken, klaarblijkelijk wel de weg naar de overheid vinden. Bovendien moet bedacht worden, dat de gang van de ondernemer naar de overheid helaas niet bij uitzondering mede een gevolg is van tekortschietend management. Het verweer van de onderneming tegen negatieve ontwikkelingen vindt vaak pas plaats, wanneer de gevolgen daar van zich al hebben voorgedaan. Defen sief in preventieve zin, dus als mogelijk te voeren beleid onder veranderende omstandigheden, komt men minder te gen. Dit verklaart de aandacht, die tijdens de huidige recessie, waarin de beschikbare middelen minimaal en de risico's maxi maal zijn, wordt gegeven aan onderwer pen als innovatie, strategische beleids vorming en dergelijke.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 16