meer kansen te krijgen om een bepaalde produktie het goedkoopst te kunnen verzorgen. Er is een anti-specialisatiegolf die zeer moeilijk is tegen te houden. Ondertussen kan men op nationaal gebied zijn best doen de bestaande mogelijkheden zoveel mogelijk te behoeden voor een maximum aantal boeren en tuin ders, terwijl deze dan tevens een zo redelijk mogelijk bestaan kunnen hebben. Daartoe zouden maatregelen ter voorkoming van grootgroei en om het aantal nieu welingen te beperken, kunnen bijdragen. Bij de introductie van het beleid voor de zogenaamde middenbedrijven is reeds een eerste stap in deze rich ting gedaan. Er kan met bevorderen van bedrijven van minder grote omvang worden doorgegaan en tevens kunnen grote bedrijven voordelen van algemene rege lingen onthouden worden of althans van minder bete kenis worden gemaakt. Hierover zal weinig menings verschil zijn maar de schaalvergroting in sommige be drijfstakken van de land- en tuinbouw zal er nauwelijks minder om zijn. Het landbouweigene De discussie gaat vooral over de intensieve veehoude rij. De afgelopen jaren zijn velen tot deze sector toege treden, terwijl ook een klein aantal bedrijven tot ver bo ven het gemiddelde is uitgegroeid. Het is nog niet zo dat het karakter van deze tak fundamenteel is gewij zigd, maar het is de vrees dat dit wel zal gebeuren die tot het vragen om maatregelen leiden. De markt van pluimvee, eieren en varkens is bepaald niet onbe grensd ook al slaat de Nederlandse adzet in het buiten land geen slecht figuur. Indien de bedrijfsgrootte zeer sterk toeneemt, dan zijn de beperkte mogelijkheden gauw uitgeput: er blijft dan geen ruimte voor de bedrij ven, die hem tot nu toe gekend heeft. Het verleden heeft geleerd dat men in de intensieve veehouderij met de verwachting van wat mogelijk is, de plank flink kan misslaan. En daarbij gaat het om ont wikkelingen op echte agrarische bedrijven, waar altijd weer meer mogelijk bleek dan men aanvankelijk dacht. Het zal daarom zeer moeilijk zijn om precies aan te ge ven hoe groot een bedrijf dan wel mag worden. Bij dit alles is het nodig aan te geven wat een agrarisch bedrijf is. De voorzitter van het Landbouwschap, Joris Schouten, heeft dit onderwerp in zijn nieuwjaarsrede aangesneden. Hij vroeg zich af wat het landbouweige ne of het tuinbouweigene is. De heer Schouten noemt het een moeilijk te omschrijven begrip dat te maken heeft met zelfstandigheid, de verzorging van de eigen arbeidsplaats, de overzichtelijkheid van het kleinscha lige bedrijf en met de verbondenheid van het bedrijf met de persoon van de ondernemer en zijn gezin. In derdaad, deze toch wel essentiële begrippen zijn zeer moeilijk in duidelijke regels te vangen en daarom zal de oplossing van het probleem van de grote bedrijven en van het toetreden van nieuwelingen nog wel even op zich laten wachten. Het doel van de bank is het behartigen van de belan gen van haar leden. Zo staat het in de statuten en het vraagt vandaag de dag om allerlei activiteiten, waarvan vaak niet direct duidelijk wordt, hoe daarmee de belan gen van de leden behartigd worden. Zo is daar bijvoorbeeld het verschijnsel van het spon soren van culturele en sportieve evenementen. We sponsoren wat af bij ons. Zo voor de vuist weg noem ik schuitje varen, kaatsen, schaatsen, ploegen, hardlopen, fietsen, zwemmen, klootschieten, biljarten en het in standhouden van carnavalsoptochten. Een willekeurige doch geografisch nog niet eens zo gekke dwarsdoor snede van onze benevolente bezigheden. Daarnaast wordt het goede doel niet vergeten en alle narigheden, waarin de medemens als soort of groep verzeild kan geraken, is op enig moment onderwerp van onze zorgen. Daarbij spelen commerciële motieven uiteraard geen enkele rol. Het is alleen diep mededogen met anderen dat ons naar de geldbuidel doet grijpen, het is de bran dende liefde voor het sportgebeuren, dat ons aanzet tot het wijd openen van onze kluisdeuren en het is onze artistieke bevlogenheid, die ons aan de kassa zet van menige culturele manifestatie. Wie daarbij nog voegt al wat er op eigen niveau in dorp, vlek of stad geschiedt ten nutte en ten bate van de eigen gemeenschap, komt tot de conclusie dat het sponsoren een zoveelste circuit vormt, zonder welk onze maatschappij nauwelijks meer enige toekomst zou hebben. Gelukkig maar dat we het nooit doen om onze naam genoemd te krijgen, al zijn we wel bedroefd als men die vergeet te melden. Bovendien zitten onder al die fierljeppers, schakers, fietsers, lange afstandzwem mers, volleyballers en paardenminnaars veeI klanten. dus komen we best uit met artikel twee. En met de cul tuur zit je helemaal goed, want dat zijn tegenwoordig ware massademonstraties. Kijk maar eens naar die promconcerten, hoewel we met de muziek al niet meer alleen staan. Een groot levensmiddelenconcern spon sort een reeks klassieke concerten van een filharmo nisch orkest en het befaamde modehuis van de dames Ceciel en Agnes heeft zich gestort in de kamermuziek. Toen ik dat las werd ik zelf een ogenblik gegrepen door de wens in mijn werkgebied iets meer te doen aan de cultuur. Dotaties aan de voetballertjes en het muziek concours van 31 augustus is natuurlijk niet voldoende. Een snelle inventarisatie van talenten en mogelijkhe den deden me er van afzien. Noch het bejaardenkoor, noch het blokfluitclubje zijn geschikt, want het zijn bei de - overigens door totaal verschillende oorzaken - doorgangshuizen waar men weliswaar de eerste be ginselen van de heilige kunst meester wordt, maar zel den toekomt aan het betere concertwerk. Ik zal het dus moeten overlaten aan de deskundigen in het midden en zuiden des lands. Ze zijn er natuurlijk al druk bezig met het uitwerken van ideeën, die nog mooier en nog cultureler zijn. Zou het niets zijn om het Concertgebouworkest aan te kleden met witte shirtjes, waarop in hemelsblauw onze logo is geborduurd. Bernard Haitink zou het uiteraard achter ste voren moeten dragen, want anders ziet het publiek onze banknotenbalk niet. Of heb ik me met zo'n idee al begeven op het terrein van artikel drie van de statuten, dat zegt, dat alle han delingen van speculatieve aard uitdrukkelijk verboden zijn? Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 15