12 een produkt als melk. In de discussie daarover wordt regelmatig over contingentering gesproken. Het begrip 'contingentering van de produktie' zal bij de landbouw overigens steeds met een korreltje zout moeten wor den genomen. Het agrarische produktieproces laat im mers niet toe dat er tevoren kan worden gezegd hoe veel van een produkt zal worden vervaardigd. Dat ligt aan de technisch-biologische processen beïnvloedt door weersomstandigheden en aan de structuur van de bedrijfstak: vele bedrijven waar individuele beslissin gen op grond van zeer verschillende omstandigheden tot een onvoorspelbaar totaal resultaat leiden. In de agrarische bedrijfstak betekent een fysieke be perking van de produktie door contingentering daarom niet een beperking van de produktie maar een beper king van de produktiemiddelen. Bij melk zou dit bete kenen het sluiten van de melkveehouderij voor nieuwe lingen met uitzondering van een zeer beperkte precies te omschrijven groep van jongeren. Voorts zou gedacht kunnen worden aan een beperking van het aantal run deren per bedrijf, in relatie tot de aanwezige arbeids krachten of in relatie tot de hoeveelheid grond. Er zal elk seizoen nog wel een andere hoeveelheid melk wor den geproduceerd maar er is een algemene grens aan de produktie. De trendmatige toeneming van deze pro duktie door de gestage toename van de produktiviteit zal moeten worden gecompenseerd door het verlagen van het aantal toegestane runderen bestemd voor melkproduktie. Een dergelijke stringente contingentering komt alleen maar voor in theoretische modellen. Wel wordt er wat gedaan aan de stimulering van de vermindering van de aanwezige produktiemiddelen. Er zijn slachtpremies en premies voor omschakeling. Dit helpt enigszins, maar wordt toch ook wel gezien als dweilen met de kraan open. Een andere invalshoek is een zodanige verdeling van de hoeveelheid beschikbare koopkrachtige vraag over de bedrijven, dat naarmate een bedrijf meer produ ceert, zijn gemiddelde opbrengstprijs daalt. Bij suiker bieten bestaat een dergelijke contingentering. Verschil Er is een belangrijk verschil tussen suiker en melk, wanneer het gaat om het toepassen van een dergelijke prijs-contingentering. Suikerbieten zijn slechts een on derdeel van het teeltplan van het akkerbouwbedrijf. Ze zijn weliswaar belangrijk voor de omvang van het tota le inkomen van het bedrijf en daarmede van de voort gang ervan, maar zij zijn niet van overheersende bete kenis. Bij melk is dit wel het geval. Dat betekent dat met een daling van de gemiddelde melkprijs het groot ste deel van het inkomen van de veehouder in geding komt. Dit laatste heeft in dit verband twee gevolgen. Wan neer bij uitbreiding van de produktie op een melkvee houderij de gemiddelde prijs voor melk daalt, dan zal de betrokken veehouder alles er aan doen om deze uit breiding toch lonend te maken, ook als dat betekent dat hij zijn produktie moet vergroten. Dit is zeker het geval wanneer hij in het verleden reeds de nodige in vesteringen heeft gedaan om zijn veestapel uit te brei den. Een tweede gevolg is, dat het toetreden tot de melkveehouderij en het uitbreiden van investeringen door een dergelijke maatregel sterk wordt afgeremd. De melkheffing Landbouwcommissaris Gundelach heeft behalve een bevriezing van het prijsniveau ook een variabele hef fing op de melk voorgesteld: hoe hoger de melkpro duktie in de gehele EG, hoe hoger de heffing, die de producenten moeten afdragen. Een dergelijke heffing, waarvan de hoogte 3 maal per jaar wordt aangepast, betekent voor de individuele bedrijven een mogelijk heid van een lagere literopbrengst, zonder dat zij daar op direct invloed kunnen uitoefenen. Immers, Gundelachs heffing wordt afgestemd op de grootte van de hele melkproduktie in de EG, waarop het individuele bedrijf geen merkbare invloed kan uit oefenen. Van deze heffing zal dus geen directe invloed op de melkproduktie uitgaan. Wel zal de onzekerheid over de geldopbrengst worden vergroot door deze vari abele heffing. Bij een voortgaande groei van de Euro pese melkplas zal er bovendien sprake zijn van een steeds hogere heffing. De heer Gundelach stelt voor om de kleinere bedrijven met een kleine veebezetting per hectare van de heffing vrij te stellen. Het is te verwachten dat, als de verhoogde heffing al door de minister wordt aanvaard, getracht zal worden om het aantal uitzonderingen te vergroten. Voor de Nederlandse veehouderij zullen hiervoor wei nig mogelijkheden zijn, want de algemene teneur is, dat de grootste groeiers moeten worden afgeremd. Het gaat er wat dit betreft in de EG niet meer om de specialisatie van de produktie te bevorderen, ten einde

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 14