r Rabobank S landbouw-schaalvergroting en mecha nisatie - alsmede het teruglopende rela tieve belang van de landbouw in de Ne derlandse economie. Al kwamen de coöperatieve banken volledig tegemoet aan de 'welhaast exploderende' vraag naar krediet in land- en tuinbouw, toch liep het aandeel van de agrarische sec tor in de kredietuitzettingen gestaag te rug van 58 in 1959 naar 43 in 1968 en 35% in 1978. 'Inmiddels daalde het aandeel spaar- middelen uit de landbouw nog veel ster ker. Ook daarom waren onze banken genoodzaakt vestigingen in de steden te ontwikkelen om tevens voldoende mid delen aan land- en tuinbouw, alsmede het midden- en kleinbedrijf te laten toe vloeien. De belangen van de leden ston den - en staan - hierbij duidelijk voor op.' Een andere externe factor was, volgens Lardinois, de uitdaging die verband hield met het meer en meer verlenen door de handelsbanken van middellang krediet. Om daarvoor passende finan cieringsmiddelen te krijgen wierpen de handelsbanken zich op de spaarmarkt. 'Zij gooiden hiermee de knuppel in het bancaire hoenderhok.' 'In de slag om de spaargelden pasten de coöperatieve banken zich slagvaardig aan. Via een actief rentebeleid wisten zij hun aandeel in de spaarmarkt te verho gen van 39 in 1960 tot rond 42 in 1977. De toename bij de handelsbanken naar een marktaandeel van 22 ging derhalve geheel ten koste van de be staande spaarinstellingen. 'De coöperatieve banken', aldus Lardi nois, 'hebben tijdig onderkend dat deze ontwikkeling van het bankwezen, van min of meer gespecialiseerde banken naar algemene, inhield dat de marktpo sitie van een bank niet door de volledig heid van haar diensten op deelactivitei ten wordt bepaald, maar door het gehe le pakket van mogelijke bankdiensten voor een gevarieerd cliëntenbestand.' 'Als één van de eerste banken in Neder land gaven de coöperatieve banken de ontwikkeling van 'retailbedrijf' - het ver richten van velerlei bankdiensten op grote schaal voor een omvangrijke cliëntengroep - vorm en inhoud.' 'Door het dichte vestigingennet waren deze banken tevens in staat de uittocht van de bevolking uit de steden naar het platteland maximaal op te vangen. Veel 'stedelingen' gingen een bankrelatie aan met een 'boerenleenbank'.' Het reservoir van langerlopende midde len (spaargelden) maakte het mogelijk dat de coöperatieve banken - behalve in de vraag naar kredieten voor de land- en tuinbouw en het midden- en kleinbedrijf - konden tegemoetkomen aan de (soms overstelpende) vraag naar particuliere woninghypotheken. 'Inmiddels behoort de Rabobankorgani- satie met een aanzienlijk aandeel tot de nT'i'4 tji-,11. '«-«-Ui 12 i&oji. •»i,5i: "h°r,,nPSlI)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 11