over landbouwkredietbanken en
coöperatief
georganiseerde banken
'De coöperatief georganiseerde banken in Nederland mogen
zich verheugen in een goede gezondheid. Sterke groei, een
behoorlijke reserve-positie, een hechte en democratische
structuur die anno 1978 nog (of wederom?) hypermodern is.'
Met deze woorden rondde ir. P. J. Lar-
dinois een rede af die hij onlangs (de
cember vorig jaar) hield op de coöpe
ratiedag van het Instituut voor de
Landbouwcoöperatie in Drenthe en
Groningen. Een rede die in brede
vlucht vanuit historisch perspectief
onze hedendaagse banken en hun toe
komst belichtte.
De titel van de rede tevens de kop
van dit stuk - knoopt aan bij de vorige
en de nieuwe gewijzigde wettelijke
aanduiding van de Rabobanken. Deze
is geregeld in de nieuwe wet toezicht
kredietwezen, die op 1 januari 1979 is
ingegaan.
Volgens de heer Lardinois heeft de wet
gever daarmee wat laat ingezien, dat de
Rabobankorganisatie wel dé landbouw
kredietorganisatie van ons land bij uit
stek is gebleven, maar haar activiteiten
niet tot de agrarische sector beperkt.
'Velen zullen de ontwikkeling van onze
bankorganisatie nauwlettend hebben
gevolgd en zich wellicht afgevraagd
hebben: waarom die en die activiteit,
waarom zoveel nieuwe of gemoderni
seerde kantoren, en waarom die snelle
groei?'
Lardinois ging uitvoerig op dit vraagstuk
in, waarbij hij een interessante schets
gaf van de ontwikkeling van de Rabo
bankorganisatie van 'sectorale bank'
naar 'algemene bank' met daarbij de
sinds enkele jaren gestaag groeiende
buitenlandse activiteiten.
'Sectorale' bank
'In 1896 ontstond de eerste boerenleen
bank, naar het voorbeeld van Raiffeisen.
Als beginselen werden aanvaard: de
coöperatieve vorm ter uitdrukking van
de onderlinge hulpverlening (Selbsthil-
fe), de onbeperkte aansprakelijkheid van
de leden, het lokaal beperkte werkge
bied, een zo zuinig mogelijk beheer, de
reservering van de winsten en - twee
jaar later - de aansluiting bij een coöpe
ratieve centrale bank. Deze beginselen
hebben 80 jaar hun waarde bewezen en
gelden nog onverkort.'
'Door handhaving van deze principes,'
aldus Lardinois, 'kunnen we nu gevoeg
lijk concluderen dat Nederland één van
de weinige landen is waar de oorspron
kelijke gedachten van Raiffeisen het
beste bewaard zijn gebleven. Gedach
ten die ertoe geleid hebben dat de
kracht van het coöperatieve bankwezen
op twee polen rust: de zelfstandigheid
van de plaatselijke bank en de samen
hang via de aansluiting bij de centrale
bank.'
Volgens Lardinois is de centrale plaats
die de financiering van de landbouw en
het midden- en kleinbedrijf op het plat
teland tot in de jaren veertig bij de
coöperatieve banken innam het gevolg
van herkomst en structuur van de lokale
banken en van desinteresse van de ove
rige banken in deze sector van de eco
nomie.
'De Raiffeisen- en Boerenleenbanken
kwamen in dezelfde verhouding tot de
landbouw en het midden- en kleinbe
drijf te staan als de handelsbanken tot
handel en industrie. Maar waar het
coöperatieve bankwezen zich als het
ware stapvoets ontwikkelde deed het
particuliere bankwezen dit voor handel
en industrie met grote sprongen.'
De rustiger ontwikkeling van de land
bouwkredietinstellingen bleek al gauw
meer vruchten af te werpen dan de
stormachtige ontwikkeling van de han
delsbanken, die ten koste ging van en
kele van deze banken. Het gevolg van
dit laatste was dat er vanaf 1925 tot na
de oorlog een zekere terughoudendheid
ten aanzien van de industriefinanciering
werd betracht.
'De landbouwkredietinstellingen trok
ken weliswaar stapvoets verder maar
kwamen daardoor in feite verder. De
kredietorganisaties haalden het agra
risch bevolkingsdeel uit zijn financiële
isolement; alleen instellingen waarin
het eigene en het vertrouwen zo zeer
verweven waren, vermochten dit in de
gegeven economische sociale en cultu
rele situatie doen,' aldus Lardinois.
Opmerkelijk noemde hij het dat de
coöperatieve banken toen de grote
stoot hebben gegeven tot ontwikkeling
van het particuliere girale betalingsver
keer in ons land.
'Doordat zo veel particulieren en bedrij
ven in de agrarische sfeer cliënten wa
ren van de coöperatieve banken was het
mogelijk al vroeg een intern betalings
circuit op te bouwen. Reeds lang voor
dat andere bevolkingsgroepen en indu
strie-sectoren de voordelen van het gi
rale betalingsverkeer ontdekten, maak
ten de agrariërs gebruik van de over
schrijvingsopdracht.'
'Algemene' bank
'In de jaren vijftig en zestig.' aldus Lardi
nois, 'voltrok zich een zekere gedaante
verandering. De coöperatieve banken
verloren allengs het stempel van uitslui
tend 'landbouwkredietinstellingen' en
maakten zich op een meer algemene
bank te worden. Een ontwikkeling die
nog bevorderd werd door de fusie van
beide centrale landbouwkredietbanken,
gevolg door een golf van fusies van de
aangesloten lokale banken.'
'De éénwordingsprocedure en de één
vormigheid van optreden hebben ertoe
geleid dat die grote organisatie van
1000 zelfstandige banken erkenning
verkreeg als zijnde een eenheid, de Ra
bobankorganisatie.'
Een aantal externe factoren, aldus Lardi
nois, hebben de ontwikkeling naar een
algemene bank bevorderd. Hij noemde
de structurele veranderingen binnen de