wob
ring van de NOVO opmerkte over de
vraag of de NOVO zelf een aparte voor
ziening moet gaan treffen voor het fi
nancieren van ter verzekering aangebo
den objecten. Zijn conclusie in voorzich
tige bewoordingen luidde: nog niet.
Wel zal in incidentele gevallen reeds nu
een hypothecaire lening verstrekt kun
nen worden. Als, anders dan de voorzit
ter verwacht, van deze mogelijkheid een
groot gebruik wordt gemaakt, dan kan
alsnog worden overwogen tot het op
richten van een afzonderlijke financie
ringsinstelling over te gaan.
Wat zouden wij daarover kunnen zeg
gen? Wellicht toch dit: ons terrein is
vanouds het financieren en dat van de
NOVO is van ouds het verzekeren. Ze
ker, ook deze terreinen staan aan een
zekere branchevervaging bloot. Niet zo
zeer omdat banken ook assurantiebe
middeling bedrijven - dat is iets anders
dan het zelf verzekeren! - als wel door
dat een aantal verzekeringsmaatschap
pijen zich met eigen instellingen op het
terrein der cliëntenfinanciering zijn gaan
begeven. Of de NOVO aan dit laatste
gedacht heeft, weten wij niet; als enige
reden voor de vraag of niet een eigen fi
nancieringsvoorziening getroffen moest
worden werd de stelling aangevoerd,
dat de bank niet zelden ook de verzeke
ring opeist, als aan hem de financiering
overgelaten wordt. Daardoor gaan le
den en aspirant-leden voor de onderlin
ge verloren.
Wij begrijpen dat zo'n postenverlies irri
taties wekt. Maar wij kunnen ons niet
voorstellen dat de irritatie zich ook te
gen de Rabobanken richt. Vele malen,
openlijk en nadrukkelijk, is door ons im
mers de koppelverkoop afgewezen. Wij
stellen bij financiering principieel geen
eis om ook de verzekering bij ons onder
te brengen. De cliënt, in concreto het lid
of aspirant-lid van een NOVO-onderlin-
ge, blijft in deze vrij I
Daarom vragen wij ons af of de NOVO
het zo nodig heeft - eventueel zelf
met het financieringsbijltje te gaan hak
ken. Heel simpel uitgedrukt zou er voor
zulke gevallen toch een soort verstand
houding tussen de NOVO en Rabobank
kunnen groeien, waarbij de NOVO ons
zou zeggen 'waar gehakt moet worden'
en wij met ons financieringsbijltje dat
'hakwerk' zouden verrichten? Onze be
drijfsfilosofie is in wezen dezelfde, want
ook de NOVO ziet zijn kracht liggen in
de persoonlijke dienstverlening. De
voorzitter haalde daarbij zelfs met in
stemming ons maandblad aan: 'Wij zijn
in goed gezelschap', zei hij. Dat denken
wij ook
ALS HET HEEL SNEL MOET
De onderlinge mededeelzaamheid staat
in onze organisatie vanouds hoog geno
teerd. We zijn trots op ons overlegcir-
cuit met zijn kringen en centrale kring
vergaderingen en zouden zelfs trots wil
len zijn op de enorme papierstroom, die
dagelijks tussen aangesloten banken en
centrale bank heen en weer golft, ware
het niet dat het ons soms wel eens te
veel wordt. Maar we mopperen daar
over niet te hard, want de mededeel
zaamheid willen we voor geen goud
missen. 'Papier' hoort er nu eenmaal bij.
In onze tachtig jaar van communiceren
is geleidelijk het vraagstuk van de
'spoedboodschappen' opgekomen.
Vroeger zeer sporadisch, maar allengs
en vooral in de jongste tijd veelvuldiger,
kan het immers zeer dringend geboden
zijn alle banken tegelijk en onmiddellijk
een bericht te sturen. Denk bijvoorbeeld
aan een plotselinge, drastische wijziging
in de rentestand, die onze organisatie
dwingt van vandaag op morgen of beter
nog dezelfde dag, het eigen tarief aan te
passen. Zulke ijlzaken blijven uitzonde
ring, maar ze zijn in het licht van recente
ervaringen veel minder ondenkbaar dan
in het verleden. Met een rappe circulaire
viel het toen wel te regelen en het was
ook niet zo bezwaarlijk als een deel van
de banken wat achteraan kwam. Nu
echter de Rabobankorganisatie meer en
meer als één geheel gezien wordt, en
via radio en tv alle nieuws onmiddellijk
overal bekend wordt, is onze behoefte
aan een up to date feilloos werkend
spoedboodschappen-systeem ontegen
zeglijk groter geworden.
Daar wordt dan ook op gestudeerd. Te
lefoon-estafettes, zoals nu in dringende
gevallen gebruikelijk, zijn aardig, maar
ze kosten nog te veel tijd en garanderen
geen volmaakte accuratesse. Technisch
is best iets beters te bedenken: als alle
banken bijvoorbeeld een telex zouden
hebben ben je klaar. Maar zo eenvoudig
is het niet, omdat dit natuurlijk ook de
nodige kosten mee zou brengen. Wet
tigen de toch altijd uitzondering blijven
de spoedgevallen zo'n uitgave? Kunnen
we misschien dat telexnet ook voor an
dere informatie dan spoedgevallen ge
bruiken? Of is het voorshands beter om
onze boodschappendienst te verbeteren
door een combinatie van de oude werk
wijze (telefoon) en een nieuwe werkwij
ze (er zijn reeds 70 op de telex aange
sloten banken)?
Met zulke vragen is men op de centrale
bank bezig. Of het goede antwoord ge
vonden wordt, moeten we voorlopig af
wachten. Maar als er in de toekomst
een kant en klaar nieuw of gewijzigd
spoedberichtenkanaal mocht komen,
dan weten we nu al vast wat er achter
zit: met behulp van moderne communi
catiemiddelen aan onze mededeelzaam
heid zonodig een zeer snelle weg te bie
den.