geld- en kapitaalmarkt In de maand december was er sprake van een zeer gro te activiteit ter voorbereiding van het Europese Mone taire Systeem (EMS). Aan het in juli door Bondskanse lier Schmidt en President Giscard d'Estaing gelanceer de plan om vóór 1 januari 1979 te komen tot de oprich ting van een nieuw Europees Monetair Systeem moest in december concrete vorm worden gegeven. Eliertoe kwamen de regeringsleiders van de EEG-landen op 4 en 5 december in Brussel bijeen. Op deze bijeenkomst bleek de principiële bereidheid tot medewerking nog steeds aanwezig. Daartegenover stonden echter tal van praktische bezwaren die Engeland, Italië en Ierland ervan weerhielden om zich zonder meer uit te spreken voor participatie in het arrangement. In de daaropvol gende weken bleken Italië en Ierland, na verdergaande financiële tegemoetkomingen en onder zware politieke aandrang van met name de initiatiefnemers, alsnog be reid hun houding te wijzigen. Bepaald werd dat op 29 december de spilkoersen - op basis van de dan gel dende marktkoersen - zouden worden vastgesteld. Voor Italië zou de schommelmarge op 6 worden be paald en voor de overige deelnemende landen op 2,25 Dit houdt in dat de koersfluctuaties van de be treffende valuta's ten opzichte van de spilkoersen niet meer dan 6 respectievelijk 2,25 in op- of neerwaart se richting mogen bedragen. Vlak voor het verstrijken van het jaar doemden er nieu we problemen op die het EMS in gevaar brachten. Deze maal van de zijde van één van de grote stimulato ren: Frankrijk. Van Franse zijde werd op de laatste dag van het jaar meegedeeld dat de medewerking aan het valuta-arrangement (tijdelijk) werd uitgesteld omdat door de Europese landbouwministers geen overeen stemming kon worden bereikt over de afschaffing van de Monetaire Compenserende Bedragen (MCB's). Door middel van deze laatste worden de effecten van valutaire schommelingen op de landbouwprijzen onge daan gemaakt. Voor de Franse boeren heeft dat tot ge volg dat hun inkomen niet wordt verhoogd door de waardedaling van de franc. Voor de Duitse en ook de Nederlandse boeren voorkomen de MCB's een druk op de landbouwinkomens als gevolg van een sterker wor dende mark, respectievelijk gulden. Een derde tegenslag voor het EMS was het besluit van Noorwegen om haar deelname aan het valutaslangar- rangement op te zeggen en om - in ieder geval voorlo pig - ook niet mee te doen aan het EMS. Hierdoor was de kans vrijwel verkeken dat ook een aantal niet-EEG- landen zou participeren in het EMS. Al met al bleek het ambitieuze EMS een weinig suc cesvolle start te hebben. Ondanks dat overheerst de verwachting dat met enige vertraging de huidige pro blemen toch zullen worden overwonnen. Indien dat lukt is het niet uitgesloten dat in de loop van het jaar ook Engeland en niet-EEG-landen alsnog zullen deelne men aan het EMS. Of dit inderdaad het geval zal zijn, zal mede worden be paald door de stabiliteit van de Amerikaanse dollar. In de loop van november kon deze valuta zich niet onbe langrijk herstellen van het eerder geleden koersverlies. De notering op de Amsterdamse wisselmarkt liep op van ƒ1,87 op 30 oktober tot 2,10 op 1 december. Sindsdien was er weer sprake van een geleidelijke af brokkeling. Olieprijsverhogingen en de politieke crisis in Iran droegen ertoe bij dat de koers van de dollar weer terugliep tot f 1,97 op 29 december. In tegenstelling tot de verwachting die er her en der leefde ontstonden er in de laatste weken van het jaar geen speculaties omtrent hernieuwde aanpassingen van de spilkoersen van de slangvaluta's. De geldmarkt vertoonde echter nog wel de sporen van de speculatie- golf die in september-oktober ook de gulden onder druk zette. De geldmarkt was de gehele maand decem ber als gevolg van de toen uitgevoerde contante inter venties, alsmede door de seizoenmatige invloeden, zeer krap. De rente voor3-maands interbancaire depo sito's schommelde voortdurend tussen de 10 en 11 Het maandgemiddelde bedroeg 10,38 tegen 9,02 in november. In verband met de blijvend hoge geldmarktrente ver hoogden de banken de zogenaamde opslagrente met ingang van 13 december met 1 punt tot 3 De Nederlandsche Bank steunde de geldmarkt in de loop van de maand door middel van speciale belenin gen en dollar-swaps. De 8 december vervallende spe- Drs. J. M. Buysse ciale beleningen, ten bedrage van f 2.645 miljoen, wer den gevolgd door nieuwe faciliteiten (ad f2.215 mil joen) voor de periode van 8 tot 22 december, waarvoor 10% moest worden betaald. Rond de jaarwisseling (van 22 december - 10 januari) konden de banken be schikken over f 2.470 miljoen van deze beleningen. On danks het feit dat de hiervoor te betalen rente werd vastgesteld op 914 bleven de geldmarkttarieven bo ven de 10 %-grens. Op de kapitaalmarkt liep de rente in de eerste helft van de maand op tot de hoogste stand van het jaar en zelfs de hoogste sinds eind 1976. De rentewijzer, die in april nog tegen de 7 had gelegen, kwam rond de maand medio op 8,63 In de tweede helft van de maand vond er een niet onbelangrijke daling plaats, hetgeen het maandgemiddelde op 8,49 bracht, welke bijna 0,4 punt hoger is dan het overeenkomstige percentage van november. Dat ondanks het lage inflatiecijfer - van circa 4 - de kapitaalmarktrente hoger is dan de afgelopen twee ja ren, kan in belangrijke mate worden toegeschreven aan de nog steeds merkbare gevolgen van de valutaire onrust van september-oktober. Daarnaast speelt even eens mee dat de buitenlandse belangstelling voor de gulden de laatste tijd - ook zonder valutaire onrust - minder is geworden. Juist deze belangstelling was voorheen een belangrijke rentedrukkende factor. In de laatste weken van het jaar gaven de Stichting RK Ziekenhuis voor Midden-Kennemerland en de Neder landse Credietbank obligatieleningen uit. De eerste leende f 12 miljoen tegen een rente van 914 De ge middelde looptijd van deze lening bedraagt 18 jaar. De lening van de NCB, die gemiddeld 514 jaar loopt, is f 50 miljoen groot. De couponrente bedraagt 8% en de inschrijfkoers werd vastgesteld op 100%. Deze lening was de 14e die in 1978 door een geldscheppende instelling werd uitgegeven. In het totaal verwierven deze banken op deze manier - nominaal - f 1 620 miljoen aan zogenaamde doorgeef- passiva voor de kredietbeheersing. In 1977 leenden zij door middel van 12 leningen f 1 250 miljoen. Via de obligatiemarkt werd er in 1978 in totaal f6 857 miljoen geleend, tegen f6 554 miljoen in 1977. 49 (38) van dit bedrag kwam voor rekening van de Staat en 24 (19) werd opgenomen door de vorengenoem de banken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1979 | | pagina 40