de coöperatie
moet het aan andere disciplines overla
ten om dit beginsel te concretiseren, bij
voorbeeld de organisatiedeskundige die
een vorm van inspraak organiseert. Het
is in dit verband onbegrijpelijk dat een
instituut als Centrale Kringvergadering
binnen de Rabobankorganisatie in de
coöperatieliteratuur soms zo negatief
wordt beoordeeld. Institutioneel is deze
organisatie alle andere coöperaties op
het vlak van de inspraak ver voor. Dit
blijft overeind, ook al zou binnen deze
organisatie de algemene vergadering
zijn uitgehold en geen werkelijke be
voegdheden hebben zoals in diezelfde
literatuur wel wordt beweerd. Hier wor
den twee zaken met elkaar verbonden
die los staan van elkaar. De inspraak
van de leden is iets geheel anders dan
een beslissingsbevoegdheid van een or
gaan.
Hiermee hebben we de positie van het
individuele lid al wat duidelijker geprofi
leerd tegenover de organen. Ik hoop er
volgende keer nader op terug te komen
aan de hand van de doelstelling van de
coöperatie, maar wil thans een tweetal
veel gehoorde praktijkvragen aan de
orde stellen.
Is de coöperatie van de leden?
De leden van de coöperatie worden
nogal eens materieel als eigenaren van
het vermogen van de coöperatie gezien.
Het zal uit het bovenstaande wel duide
lijk zijn geworden dat er geen sprake is
van mede-eigendom, in welke vorm dan
ook. Het eigen vermogen is van de
rechtspersoon. De beheersorganen
moeten ermee werken ten behoeve van
het samenwerkingsverband. Zij die uit
treden moeten zich realiseren, dat het
samenwerkingsverband blijft bestaan.
Hiermee wil overigens alleen maar ge
zegd zijn dat er geen eigendomspro
bleem is binnen de coöperatieve vereni
ging.
Dit betekent niet dat er geen aanleiding
kan zijn om bepaalde problemen bij de
individuele leden vanuit de coöperatieve
samenwerking mee te helpen oplossen.
Bijvoorbeeld problemen welke kunnen
ontstaan bij bedrijfsbeëindiging. Daar
komt bij dat het individuele lid steeds
weer geconfronteerd wordt met de
vraag hoeveel de samenwerking hem
waard is. Het lid zal voor- en nadelen te
gen elkaar afwegen. Ook in het kader
van deze afweging kan naar juridische
constructies worden gezocht ten einde
de afweging zo licht mogelijk te maken.
Daarbij kan reserveren ten name van de
leden in plaats van op naam van de
coöperatie tot op zekere hoogte een
hulpmiddel zijn. Men moet zich echter
goed realiseren dat deze problematiek
zich geheel afspeelt binnen de sfeer van
de motieven van de individuele leden
om al dan niet mee te doen aan de
coöperatie. Als zij zich inkomens- of ver
mogensoffers moeten getroosten voor
de samenwerking dan moet dit worden
gezien als een 'prijs' waartegenover
voor de individuele leden het voordeel
van de samenwerking in het verleden,
het heden of de toekomst moet staan.
Het zal duidelijk zijn dat juridisch gezien
de coöperatie niet 'van' de leden is, wel
'voor' de leden. Dat is echter iets an
ders.
Het individuele belang tegenover
het gemeenschappelijke belang
In het vorige artikel is er reeds op gewe
zen dat de individuele leden niet in de
samenwerking verdwijnen, maar juri
disch en maatschappelijk ook zelfstan
dig blijven functioneren. Belangen
tegenstellingen zijn derhalve niet on
denkbaar. Bij een coöperatie geldt dat
waar samenwerking is, het individuele
lid zich dient te richten naar de belan
gen van het samenwerkingsverband.
Het individuele lid dient rekening te
houden met de samenwerking. Hij dient
zijn activiteiten zo in te richten dat aan
de eisen en de belangen van het samen
werkingsverband niet te kort wordt ge
daan. Het is in dit verband niet onjuist
om te spreken van een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het geheel.
Men moet echter wel bedenken dat
hiermede geen nevenschikking maar
een onderschikking wordt aangeduid.
Hier blijkt nog eens de invloedrijke posi
tie van de leden van de organen van de
coöperatie. Zij bepalen immers wat het
samenwerkingsverband vereist.
Het zal daarom duidelijk zijn dat niet
genoeg nadruk gelegd kan worden op
de vertrouwensrelatie met de leden
van de coöperatie en op de noodzaak
om deze relatie bijvoorbeeld via geïn
stitutionaliseerde inspraak zoveel mo
gelijk te bevorderen.
De coöperatieve ondernemers onder
scheiden zich op dit punt bepaald van
hun collega's. Het is duidelijk dat hier
gedoeld wordt op een mentaliteit welke
niet alleen beperkt kan blijven tot dege
nen die deel uitmaken van de organen
van de coöperatieve onderneming. Zo
bezien biedt een juridische analyse zelfs
materiaal voor selectieprocedures voor
kaders van coöperatieve ondernemin
gen.
De onderschikking van het individuele
gedrag aan het gemeenschappelijke be
lang heeft een aantal consequenties. Zo
is duidelijk dat het uiterst belangrijk is
voor de coöperatie en de leden, dat er
geen misverstand bestaat over het ter
rein waarop en de mate waarin de sa
menwerking zich afspeelt. Ook hier is de
invloed van de rechtspersoonlijkheid
merkbaar. De interpretatie van de sa
menwerking is opgedragen aan de or
ganen van deze rechtspersoon. De indi
viduele leden hebben in principe daar
aan geen deel. Vandaar dat enigermate
overdreven zou kunnen worden gesteld
dat de wet uitgaat van de eigen activi
teiten van de individuele leden. De sa
menwerking moet worden bewezen!
Willen de organen van de rechtsper
soon 'regelend' optreden dan mag er
geen twijfel zijn over de vraag of er op
het betreffende terrein sprake is van sa
menwerking. Het systeem van de wet is
overigens zeer genuanceerd. Essentieel
is dat het individuele lid moet kunnen
weten wat hem boven het hoofd hangt.
Dit is geregeld via een aantal bepalin
gen met betrekking tot de verplichtin
gen van de leden. Zo is in de wet be
paald dat als de verplichtingen al niet
concreet in de statuten zijn opgenomen,
dan in ieder geval duidelijk moet zijn
aangegeven op welke wijze de verplich
tingen kunnen worden opgelegd. En als
de statuten niet aangeven dat het lid
verzwaring van zijn verplichtingen moet
accepteren, dan kan hij zich door opzeg
ging van het lidmaatschap aan een der
gelijke verzwaring onttrekken. Zoals
hierboven is gememoreerd bevat de wet
ook nog andere bepalingen volgens
welke individuele leden zich kunnen ke
ren tegen besluiten van organen.
De mate van integratie binnen een
coöperatie zou in de toekomst ook actu
eel kunnen worden in verband met
eventueel nodige structuurpolitieke
maatregelen (bijvoorbeeld sanering,
produktievermindering). Het zal duide
lijk geworden zijn dat vanuit de coöpe
ratie (anders dan van overheidszijde)
slechts verplichtingen kunnen worden
opgelegd wanneer het individuele lid
bereid is mee te blijven doen aan het sa
menwerkingsverband. Deze bereidheid
kan binnen een coöperatieve samen
werking nooit afgedwongen worden.
Deze bereidheid zal door het individuele
lid alleen worden opgebracht op basis
van wel begrepen eigen belang. Een
coöperatie is iets anders dan een corpo
ratie.