de nederlandse
economie nog steeds
in de bocht
17
Er is het afgelopen jaar weer heel wat
gezegd en geschreven over de Neder
landse economie.
Centraal stond daarbij veelal de rege
ringsnota 'Bestek '81', waarin een kader
wordt aangegeven voor afremming van
de groei van de overheidsuitgaven tot
een bedrag van f 10 miljard in 1981.
Met velen in ons land is de Regering
van mening dat de collectieve lasten
(belastingen plus sociale premies) in
verhouding tot het nationale inkomen
niet verder mogen oplopen. De keerzijde
van de medaille is, dat aan de uitgaven
kant eveneens de nodige beperkingen in
acht dienen te worden genomen. De
omvang van het financieringstekort van
de overheid (het verschil tussen lopende
ontvangsten en uitgaven) is namelijk al
zo groot dat hier volstrekt geen rek
meer in zit. Meer lenen is niet haalbaar
omdat daarmee de kredietvraag van de
particuliere sector te veel in het gedrang
zou komen en een beroep op monetaire
financiering kent zijn beperkingen uit
een oogpunt van inflatiebestrijding.
De economische ontwikkeling in het af
gelopen jaar gaf geen aanleiding om de
roep om ombuiging te verzwakken. Van
een keer ten goede was op de meeste
fronten geen sprake.
De werkloosheid bleef onverminderd
hoog op een niveau van 200 000 a
210 000. Opmerkelijk daarbij was wel
dat het aantal werkloze mannen enigs
zins terugliep, doch dit werd volledig te
niet gedaan door de toename van het
aantal werkloze vrouwen. De emancipa
tie op de arbeidsmarkt laat kennelijk
nog wel wat te wensen over.
De investeringen van bedrijven gaven
evenmin een ontwikkeling te zien om
over naar huis te schrijven. De geraam
de 6 stijging steekt mager aftegen de
in 1977 gerealiseerde volumestijging
van ruim 15%. Hieruit lijkt te mogen
worden afgeleid dat de invoering van de
WIR vooralsnog niet zo heel veel zoden
aan de dijk heeft gezet. Verwonderlijk is
dit niet wanneer we bedenken dat er zo
veel andere factoren een rol spelen bij
investeringsbeslissingen. Op de eerste
Drs. H. A. de Werker
plaats komt het aan op rendabele pro-
duktie- en afzetmogelijkheden. Als het
daar aan schort zijn investeringspremies
niet veel meer dan een druppel op een
gloeiende plaat.
Levendig bleef de investeringslust in
middels wel in de land- en tuinbouw,
vooral in samenhang met de aanhou
dende tendensen tot schaalvergroting
en modernisering.
De sterkste tegenslag voor ons land
deed zich in 1978 gevoelen op het ter
rein van de internationale betalingsver
houdingen. Dankzij de bijdragen van het
aardgas tot de betalingsbalans bleef
een positief saldo op de lopende reke
ning ook na de sterke stijging van de
grondstoffenprijzen op de wereldmarkt
ons deel. In 1978 kwam aan dit gunstig
ogende resultaat vrij onverwacht een
eind. De uitvoer van aardgas bleef
enigszins achter, terwijl ook de verdere
export niet in de pas bleef bij de stijging
van de invoer. In het verleden versluier
de de betalingsbalanspositie in belang
rijke mate de economische problemen
in ons land. Deze sluier is nu goeddeels
opgelost en dwingt ons thans ook van
uit deze invalshoek om de werkelijke
problemen ernstig onder ogen te zien.
Een gunstige uitzondering in de econo
mische puzzel van 1978 vormde de ont
wikkeling van de inflatie. Van 9 in
1976 en 6,5 in 1977 is deze in 1978
teruggelopen tot 4 a 4,5 Deze terug
gang was vooral mogelijk dank zij de
verrassende daling van het invoerprijs-
peil in guldens gemeten met 1,5 de
betrekkelijk beperkte loonsomstijging
en de doorwerking van de neerwaarts
gerichte overloopeffecten uit 1977.
Zeker niet tegenvallend was ook het
verloop van de particuliere consumptie.
Nadat het Centraal Planbureau in sep
tember 1977 nog uitging van een volu
mestijging van 1,5 en in april van 3
is de meest recente raming een groei
van 3,5 a 4
In overeenstemming hiermee waren de
bijstellingen naar boven van het reëel
vrij beschikbare inkomen van de modale
werknemer. Daarnaast vertoont de
groei van de consumptie een samen
hang met het toenemend gebruik van
consumptief krediet. Dit beroep op con
sumptief krediet komt niet alleen tot ui
ting in de betreffende statistische gege
vens zoals die door het CBS worden ge
publiceerd, maar in toenemende mate
ook in de benutting van overwaarden bij
eigen woningen.
De sterke stijging van de woningprijzen
in de afgelopen jaren heeft vele huizen
bezitters een beduidende uitbreiding
van hun vermogen opgeleverd. Het
komt meer en meer voor dat men van
deze vermogenswaardestijging een deel
wil benutten in de consumptieve sfeer.
In de vorm van optrekking van hypothe
caire kredieten en leningen kan dat be
trekkelijk eenvoudig en goedkoop.
De ontwikkeling van de consumptieve
bestedingen heeft geen merkbare nega
tieve effecten gehad op de traditionele
besparingen bij de banken. Dit duidt
erop dat men erg gehecht blijft aan een
liquide buffer voor eventuele tegenval
lers (vooral merkbaar wanneer het met
de economie minder goed gaat) en dat
nog lang niet iedereen sparen achteraf,
in de vorm van terugbetalingen op le
ningen, verkiest boven sparen vooraf.
Een positief effect op de spaargeldont
wikkeling in het afgelopen jaar zal ook
zijn uitgegaan van de ten opzichte van
de inflatie ongewoon hoge rentevergoe
ding, de fiscale vrijstelling van de eerste
f200,- aan rente-inkomsten en de felle
concurrentie op de spaarmarkt tussen
de banken onderling.
Dit 'laatste houdt mede verband met
kredietrestrictieregeling, zoals die in
april in aangepaste vorm werd voortge
zet. In de aangepaste regeling mogen