landbouw door
de monetaire barrière
Vorig jaar, op Sinterklaasdag,
hebben de Europese
regeringsleiders uitgepakt
over de monetaire
samenwerking in de Europese
Gemeenschap.
De verhandeling over het
landbouwbeleid, die de
Europese Commissie voor hen
had geschreven, hebben zij
laten liggen.
12
1
Over het stuk van de Commissie, getiteld 'Toekomstige
ontwikkelingen van het gemeenschappelijk landbouw
beleid', zal in de eerste maanden van 1979 nog veel te
doen zijn. In december hebben de ministers van land
bouw er over gesproken, daarna de ministers van bui
tenlandse zaken en ten slotte zal de Europese top er
begin april in Parijs weer over praten.
In haar korte notitie noemt de Europese Commissie het
landbouwbeleid een hoeksteen van de Gemeenschap
en vermeldt twee centrale problemen waarmede dat
beleid heeft te kampen: een gebrek aan markt
evenwicht en grote verschillen tussen inkomens in de
agrarische sector. De Commissie stelt daarom voor om
in 1979/80 een algemene prijsstop door te voeren.
Voor zuivel wordt zelfs een verlaging van prijzen voor
gesteld. Verder wil de Commissie een aanpassing van
het structuurbeleid, met name door acties voor zwakke
regio's en selectieve inkomenssubsidies aan kleine
boeren.
Bevriezing
Voor de verlaging van de zuivelprijzen, noemt de Com
missie twee mogelijkheden waartussen kan worden
gekozen. In de eerste plaats een verlaging van de inter
ventieprijzen, hetgeen betekent dat boter en magere
melkpoeder voor een lagere prijs bij de Gemeenschap
kunnen worden ingeleverd. De tweede keus is het ver
hogen van de heffing op melk: deze heffing is nu 0,5
van de melkprijs en wordt van de totale inkomsten van
de veehouders afgetrokken. De eerste oplossing houdt
een daling in van de prijzen voor de consument, de
tweede beperkt zich tot een korting op de inkomsten
van de boer die op die wijze 'mede-verantwoordelijk' is
geworden voor de kosten van het zuivelbeleid.
Deze voorstellen, die bij de regeringsleiders op tafel
zijn gelegd, zijn een uitvloeisel van een onvoorzien de
bat dat ontstond tijdens de vorige bijeenkomst van re
geringsleiders in Bremen. Er zou toen alleen worden
gesproken over de bijzondere maatregelen, die voor de
gebieden aan de Middellandse Zee waren getroffen.
De Italiaanse en Britse minister-presidenten namen de
gelegenheid te baat om hun gemoed te luchten over
de kosten van het landbouw markt- en prijsbeleid,
Drs. M. L. de Heer
waarbij zij vooral het oog hadden op de zuivel die veer
tig procent van de landbouwbegroting gebruikt. De
voorzitter, bondskanselier Schmidt, liet deze discussie
enige tijd gaan en sloot af met een in zulke gevallen
gebruikelijke conclusie: laten de specialisten er maar
eens een rapport over opstellen.
Merkwaardige procedure
De nationale specialisten, de ministers van landbouw,
toonden weinig enthousiasme. De Duitse minister Ertl,
die als voorzitter het initiatief zou moeten nemen, zei
zijn tijd beter te kunnen gebruiken dan met het maken
van het zoveelste overzicht van de gemeenschappe
lijke landbouwpolitiek. Zo n verhaal zou toch globaal
moeten zijn, want de ministers van landbouw waren
niet van plan om belangrijke detailbeslissingen aan
hun regeringsleiders over te laten.
Landbouwcommissaris Gundelach leek er aanvankelijk
net zo over te denken. Slechts enkele weken voordat
de december-top zou worden gehouden, begon Gun
delach aan het rapport: in de week vóór de bijeen
komst stelde de Commissie het stuk vast, waarin toch
wel harde conclusies zijn vermeld. Deze ommezwaai is
wellicht deels te verklaren door het gebrek aan animo
bij de landbouwministers om te discussiëren over het