wob wob paardjes op sociaal gebied kunnen we, hoe belangrijk ze ook zijn, niet alleen beschouwen vanuit eigen inzichten t.a.v. wat gewenst is. Wanneer we dat wel doen verdienen we internationaal wellicht het predikaat van sociale voor uitstrevendheid maar voor economische samenwerking trekken we steeds vaker aan het kortere eind. Het gaat er om door wijs beleid eigen inzichten en die van het buitenland zodanig op elkaar af te stemmen, dat onze hele volkshuis houding er het meest bij gebaat is. Het is natuurlijk echt niet zo dat Neder land op internationaal economisch ter rein volledig heeft afgedaan en weinig meer te bieden zou hebben. Beslist niet, ook met een opvoering van de inspan ning in het buitenland op acquisitief ge bied kan waarschijnlijk al heel wat wor den bereikt. Wezenlijke negatieve aspecten in de ogen van buitenlandse ondernemers la ten zich hierdoor echter niet wegpraten. Verkopen is niet alleen een kwestie van een goede acquisitie, maar evenzeer van het aanbieden van een goed en ge wild produkt. WIJ KIJKEN ERACHTER Dat oude Grieks is handig om een nieuw begrip onder woorden te bren gen. leder weet wat bedoeld wordt als hij over bedrijf of over financiering hoort spreken, maar zetten we er meta voor, een woord dat al voor Socrates 'mede' of 'naast' betekende, dan vraag je je op het eerste horen toch wel even af wat zo'n metabedrijf en metafinanciering nu eigenlijk precies is. Terecht is daarom onlangs aan onze banken even precies uiteengezet waar het bij het metabedrijf om gaat. De klank van metabedrijf, metazaken, me tafinanciering mag dan even vreemd zijn, met de gedachte die deze woorden behelzen zal niemand in onze organisa tie moeite hebben. Dat metabedrijf is een toepassing van een van de telkens weer verrassend grote mogelijkheden binnen onze organisatiestructuur om de cliënt van dienst te zijn. In dit geval de (zeer) grote cliënten. leder van onze banken heeft zijn be- drijfsrelaties. Hij wil ze graag helpen met financieringen en alle bankzaken, maar moet soms tot de conclusie ko men, dat de gevraagde financiering voor de eigen bank te groot is of dat bij ver strekking van de financiering op de lan gere duur de eigen liquiditeit in het ge drang zou komen. Welnu in dat geval is 'Op de duizend' staat boven een stukje elders op deze pagina's. Inderdaad, het ziet er naar uit dat we door de daar ge noemde twee fusies per het einde van het jaar op de kop af nog 1000 zelfstan dige aangesloten banken zullen hebben binnen onze organisatie. Op het einde van de vijftiger jaren lag het aantal zelfstandige lokale banken, aangesloten bij de twee Centrales, nog boven de 1300 (1959: 1320). Ten tijde van de fusie rond 1200 (eind 1970: 1228, eind 1972: 1187). En per eind 1978 dus 1000. Een mijlpaal in de ont wikkeling, net aan de vooravond van de invoering van de nieuwe Wet Toezicht Kredietwezen (WTK) per 1 januari 1979. Formeel gesproken worden we op dat moment - door de wetgever - herdoopt van landbouwkredietinstellingen tot coöperatief georganiseerde banken. Zélf hebben we het embleem 'bank'gevoerd vanaf de beginperiode: boerenleenbank, zowel in de Utrechtse als in de Eindho- vense organisatie. Later pas kreeg de naam Raiffeisenbank in de Utrechtse organisatie burgerrecht. Intussen staan er wederom enkele fu sies voor de deur. Op de eerste plaats Sneek-Wieuwerd, voorgenomen fusie datum: 1 januari 1979. Het kroongetal 1000 houdt dus niet lan ger stand dan een maand. Hoe moet dit nu verder? Is er in deze een duidelijke fusiepolitiek binnen de Centrale Bank Het antwoord op de laatste vraag is ja èn nee. Er is een duidelijk fusiebeleid voorzover het gaat om aangesloten banken, waar men te maken heeft met overlappende werkgebieden. Na de fu sie van de beide centrale banken is er doelbewust naar gestreefd in deze plaatsen tot fusie van lokale banken te komen. Dit beleid heeft ook tot belang rijke resultaten geleid. In 1973 konden we vaststellen dat uit dezen hoofde rond 178 fusies en 'op schoningen' noodzakelijk waren. Sinds dat jaar hebben 99 fusies en 40 'op schoningen' plaatsgevonden. Er reste ren nu nog 39 moeilijke situaties, waar meestal een fusie noodzakelijk is om tot een oplossing te komen. Uiteraard zijn het niet de eenvoudigste situaties die overgebleven zijn. De ontwikkeling gaat echter verder. En we mogen erop ver trouwen dat men in de komende jaren erin zal slagen voor het overgrote deel hiervan wel tot een 'minnelijke regeling' te komen. Maar een fusiebeleid in het algemeen voor heel kleine banken of voor andere situatiesDat beleid is vager of zelfs grotendeels afwezig. In de Centrale Kring is dit punt aan de orde geweest. Daar hebben wij toegezegd te trachten een aantal gedachten te ontwikkelen voor het beleidsplan 1980. In de loop van volgend jaar komt deze materie dus zeer waarschijnlijk aan de orde. Gezien de gevoeligheid van deze mate rie zullen we hier met de nodige wijs heid en voorzichtigheid beleidslijnen moeten zien aan te dragen. Moge deze wijsheid en voorzichtigheid overigens het kenmerk zijn van onze al gehele opstelling voor bank en organi satie in 1979. Een goed en gezegend 1979 toege wenst aan al onze lezers, ook namens alle collega's van de Hoofddirectie. Lardinois

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 6