india 'j vr iiKi opduikt. 31 aroenatsjalN PRAÖÉSJ 1 *"SJ HIMATSJAL PRAOESJ PENDZJ PAKISTAN HARJANA «DELHI TSJANDIGARH RADZJASTHAN WEST ^AbCnGALE I N D MADJA PRAOESJ OAMAN t/ ADRArrENrf' MAHARASJTRA 0«'SSA k ANOHRA AGAR HAVELI Iriibisïhn &c /^hAk^u/^ PRAOESJ ARNATAKA h o'PONDITSJERRY- LAKSHADWEEP NADOE SRI LANKA—- India. Op de wereldkaart geminimaliseerd tot een uitstulpje van Azië, in werkelijkheid bijna zo groot als West-Europa. In Orissa, één van de vele Staten, werkt een groep, de Young Students Movement for Development (YSMD), die mij voor enkele maanden in de groep heeft opgenomen en mee laten doen. Men werkt onder de z.g. tribals, die eeuwen geleden door de Aryanen, de huidige Indiërs, naar het ruige bergland zijn verjaagd. Ganjam is het zuidelijkste district van de staat Orissa. Er lopen geen belangrijke rivieren door dit gebied, waardoor droogten veelvuldig voorkomen. Van de bevolking zijn 91 boeren, van wie 41 kleine boeren zijn, die minder dan 3 acres land bezitten. Dit hoge percentage komt voornamelijk door de vele tribals in dit gebied. De hoofdstad van Ganjam, Berhampur, is een typerend voorbeeld van de heersende armoede. Ongeveer zo groot als Utrecht, is het één grote krottenwijk op wat huizen van regerings ambtenaren, doktoren en kerken na. Even buiten Berhampur beginnen de heuvels. Ongeveer tien kilometer landinwaarts ligt het land van YSMD. De grond heeft een gravelstructuur en is zodoende erg arm. Het grondwater is pas na 9 meter te vinden. Driekwart van het jaar is er geen neerslag. Met mijn komst, eind juni vielen er de eerste buitjes: het begin van de moessonregens. Drie maanden lang Droog stort het water bij bakken neer op de uitgedroogde, dorre grond, terwijl daar een maand eerder nog vreselijke bosbranden hadden gewoed. Maar door deze regenval kan het land nu tot december bebouwd worden. De YSMD-kerngroep bestaat uit zo'n 10 personen. De naam is ontstaan in de studentenwereld van Madras, toen Joe Madiath het initiatief nam een organisatie op te richten, die zich daadwerkelijk bezig zou gaan houden met de ellende in eigen land. Een goed jaar geleden begonnen ze de dorpen van de tribals vanuit Berhampur te bezoeken. De bevolking was erg achterdochtig, vooral toen er survey- vragen gesteld werden. Maar langzamerhand verdween het 'vreemde' element uit de aanwezigheid van YSMD in hun dorpen, hoewel de vraag 'wat moeten ze van ons' soms nog steeds Door survey en observatie werden belangrijke gegevens verzameld, waarvan ik hier een algemeen beeld zal geven. De tribals zijn voornamelijk afhankelijk van het bos; gekapt brandhout wordt verkocht tegen rijst, zout en olie. Ze worden hierbij afgezet door degenen, die 't hout van hen kopen en het zelf veel duurder in de stad verkopen. Maar ze worden nog meer uitgebuit door de van overheidswege aangestelde 'forester guards', die er officieel op moeten letten, dat er geen hout uit het bos gestolen wordt, maar die de gewoonte hebben geld te vragen aan ieder, die het bos binnengaat. In de regentijd veranderen de meeste tribals hun levenspatroon. Sommigen zijn in 't bezit van een klein lapje grond, dat zonder verdere irrigatie slechts voor een half jaar te bebouwen valt. Anderen worden 'ingehuurd' om te helpen met het arbeidsintensieve overplanten van de rijstplantjes, met ploegen e.d. De meest verbouwde produkten zijn rijst en maïs. De opbrengst is echter amper genoeg voor het voeden van het eigen gezin, dat er niets te verhandelen overblijft. In sommige dorpen bleek er zelfs geen waterput te zijn. Met de gezondheid was het treurig gesteld: zo'n tachtig procent van de tribals leed aan tbc of malaria. Ook het kindersterftecijfer lag erg hoog. Naast het eenzijdige voedsel Anje Wind Anje Wind, 22 jaar en studente in de Niet- Westerse Sociologie, heeft haar zomervakantie op een bijzondere wijze besteed. Ze hielp drie maanden lang mee bij het werk, dat een klein groepje jonge Indiase studenten doet voor een aantal dorpjes in een van de vele arme - en droge! - uithoeken van India. Anje gaf haar ogen goed de kost en wij vinden het fijn, dat ze zonder opsmuk een levendige indruk geeft van wat die jonge ontwikkelings werkers in de praktijk van alle dag allemaal om handen hebben. Dat is nu eens niet op een afstand, maar heel dichtbij. Anje is de oudste dochter van de secretaris van de Stichting Steun door Rabobanken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 33