30 sche benadering van het ontwikkelings vraagstuk voornamelijk door auteurs uit de industrielanden bepaald. Ook de groeinorm van 6 voor het tweede ontwikkelingsdecennium is nog groten deels ingegeven door varianten van de voorgaande theorieën. Spoedig kwamen echter de ontwikke lingslanden met een eigen visie, waar mede zij de aanzet wilden leveren voor een volledige herziening van de relaties tussen ontwikkelings- en de ontwikkel de landen binnen een Nieuwe Economi sche Orde. In grote lijnen stellen zij, dat de ontwik kelingslanden een eigen sociaal-econo mische maatschappij moeten nastreven en dat zij zich bij hun beleidskeuzen moeten baseren op eigen inspanning met volledig zelfvertrouwen. Dit houdt onder meer in het afstand nemen van de relaties met de ontwikkelingslanden zoals die voorheen werden bepaald. Men beoogt hiermede een aanpassing van genoemde betrekkingen waardoor deze meer dienstbaar worden gemaakt aan het beleid van de ontwikkelingslan den. Deze zelfbewuste opstelling werd ener zijds ingegeven door de bezinningsim- puls bij de ontwikkelde landen - 'de grenzen aan de groei' - en anderzijds versterkt door het optreden van de OPEC. De houding van met name de groep van 'non-aligned countries' (77 van de 96) binnen de ontwikkelingslan den tijdens alle relevante ontwikkelings conferenties van de laatste jaren getuigt van weinig soepelheid en groot zelfver trouwen. Deze op zich tot meer mondig heid leidende koerswending, zal de ge volgen van de groeiende differentiatie binnen de groep ontwikkelingslanden en de onderlinge belangentegenstellin gen niet gemakkelijk kunnen neutralise ren. De term Derde Wereld wordt nu al vaak gereserveerd voor de landen die qua inkomenspositie relatief wat beter uit de bus komen, terwijl de duidelijk zeer arme landen van Afrika en Zuid- oost-Azië met de term Vierde Wereld worden aangeduid. De olieproduceren de landen worden in dit verband even eens als een aparte groep beschouwd. Deze uiteenlopende belangen zullen nog nader ter sprake komen in het ver volgartikel. Bedrijfstop en strategie Tijdens de tocht van Simon den Danser naar Bretagne in de zomer van 1978 hebben wij het gehad over de rol van de 'top' bij de strategie van de onderneming. Onder de bemanning bevond zich namelijk een hoge mari ne-officier, die zich in zijn vrije tijd de standaardwerken van de 19e-eeuwse militaire strateeg Von Clausewitz eigen had gemaakt. Strategie wordt, volgens deze schout-bij-nacht, dikwijls ten onrechte verbon den met de lange termijn. Te weinig ziet men in, dat strategie meestal betrek king heeft op acties in situaties, die een nieuwe relatie tussen een organisatie en zijn omgeving met zich meebrengt. Wanneer strategie zó wordt benaderd dan is het niet meer iets exclusiefs voor de top. Een veel bredere laag van functionarissen in de onderneming kan het treffen, met zulke strategische situaties geconfronteerd te worden. Hieruit volgt dat strategische acties meestal niet nieuw en énders zijn. Het nieuwe van acties wordt dan ook ten onrechte wel 'strategisch' genoemd. In een onderneming zijn dus zeker deelstrategieën op verschillende niveaus mogelijk. Het probleem is, hoe een zekere samenhang kan worden verkregen tussen deze verschillende strategieën. Daarvoor zijn wel een paar aangrij pingspunten te vinden: - de 'cultuur', de waarden van de onderneming. Deze oriënteren het strategi sche denken; - de reikwijdte van de onderneming, of wel hoe ruim wordt binnen het be drijf het gezegde van de schoenmaker en de leest geïnterpreteerd; - de extra beloning, die wordt gegeven voor 'strategische waakzaamheid'; - de richting, de oriëntatie welke het topmanagement aangeeft: welk soort initiatieven honoreert hij wel en niet, keurt hij goed of af; - de opvatting van het topmanagement inzake de financiële doelen en het fi nanciële evenwicht, waardoor de risico-evaluatie van strategische initiatieven reeds vroegtijdig plaatsvindt, en op lager dan topniveau. Met deze aangrijpingspunten is de rol van de 'top' reeds gedeeltelijk ge schetst. Meer expliciet is die taak: - het richten van de strategie door het ontwikkelen van waarden in de orga nisatie (financiële, sociale, morele, enz.). De invloed van de top hierin is niet gering, wanneer men let op het bijna charismatische effect van zijn gedrag; - het bevestigen van strategische initiatieven langs de budgettaire, juridi sche en andere kanalen binnen de onderneming. Met andere woorden, in plaats van 'besluiten tot', speelt de top veeleer een goedkeurings- en bevesti- gingsrol 'achteraf; - ten slotte, het onderbouwen van de strategie. Belangrijk is hier in te zien dat de top eigenlijk geen greep heeft op de deelstrategieën zélf, wel op het lijnmanagement. Hij zorgt ervoor, dat een goede strategie wordt gevoerd 'door anderen'. In deze geest heeft ook Von Clausewitz ongeveer gezegd: de toepassing van strategische beginselen op stafkaarten en op papier is niet zo moeilijk. Een goed operatieplan is geen meesterwerk. De grootste moeilijkheid is, zeker te stellen dat de luitenants bij de uitvoering trouw blijven aan de uitgangspun ten die gesteld zijn. Deze moeilijke taak op een schip is weggelegd voor de 'ouwe'. V zie ook logboek augustus 1978 C. G. Compaen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 32