de coöperatieve vereniging, what is in a name? tfU' M coöperatieve vereniging. Zo eenvoudig Voor velen is de vorm van samen werken welke wij coöperatie ple gen te noemen zeer dierbaar. Er worden daarom regelmatig pogin gen ondernomen om de coöperatie ve samenwerking nader te duiden, inzicht te geven in de essentiële kenmerken daarvan. Ook de wetge ver heeft zich bezig gehouden met de coöperatie. Zijn duiding van de samenwerkings vorm is de 'Coöperatieve vereniging'. De wetgever was zo tevreden over het re sultaat van zijn werk, dat hij in artikel 63 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek durfde te bepalen dat samenwerkings verbanden welke geen coöperatieve vereniging in de zin van de wet ge noemd kunnen worden, geen zaken mo gen doen met gebruik van de aandui ding 'coöperatief'. Uit de toelichting op dit artikel blijkt de pretentie van de wet gever. Daar wordt opgemerkt dat deze bepaling vooral is bedoeld om te voor komen dat van de aanduiding 'coöpera tief' misbruik wordt gemaakt. Het artikel dient - volgens de wetgever - om de ware coöperatieve maatschappijen te beschermen. Deze pretentie krijgt nog meer reliëf als men let op de systema tiek van boek 2. Van alle daarin geregel de rechtspersonen zijn materiële ken merken opgenomen. Nergens wordt verboden om de aanduiding 'NV', 'BV' of 'stichting' te hanteren in strijd met de juridische werkelijkheid. Dit is alleen het geval bij de coöperatieve vereniging. Mr. Roskam weet heet goed, dat onze maatschappij nog wel wat anders is dan een pure juridische constructie. Dat iaat hij ai direct merken en hij zal het ons niet doen vergeten, a/s hij volgend jaar zijn betoog voortzet. Maar zeer terecht stelt de schrijver, dat ook de juridische kijk het inzicht op een verschijnsel - in concreto - verdiept en dat er zelfs een paar misverstanden door kunnen wor den opgelost. Mr. C. M. Roskam De pretentieuze wet en andere op vattingen Nu de wet zo duidelijk is, lijkt het van zelfsprekend dat iedereen die wil weten wat een coöperatie is, in de wet nagaat wat daar wordt verstaan onder een is het echter niet. De pretenties van de wetgever worden van verschillende zij de niet alleen aangevochten maar zelfs iedere grond ontzegd. Duidelijke voor beelden hiervan zijn onder meer te vin den in de door ir. G. A. Koopstra be werkte tekst van prof. dr. J. Hoving: 'En kele economische aspecten van het ver schijnsel coöperatie'. In dit uitermate le zenswaardige artikel heet het dat aan het typeren van de coöperatie uit eng juridisch gezichtspunt'). evenwel tal rijke bezwaren (kleven).' Het belangrijk ste van deze bezwaren vindt zijn grond in het bestaan van allerlei organisatie vormen, welke in economisch opzicht niet van de coöperatie verschillen doch juridisch niet als zodanig mogen worden aangeduid. Het is dan ook niet verwon derlijk dat even verder in dat artikel wordt opgemerkt dat de economische benaderingswijze de voorkeur verdient boven de juridische. Nu behoeft de jurist zich niet per se door deze opvatting aangesproken te voelen. Hij kan zich op het standpunt stellen dat het onvruchtbaar is te vragen naar het wezen van de coöperatie. 'Een naam kan verduidelijken en vereenvoudigen, maar ook verwarren en compliceren. Er zijn diverse taalspelletjes waarin het woord coöperatie voorkomt, de spelre gels zijn echter niet per se hetzelfde, dus ook niet het spel. Als men dit voor ogen houdt behoeft men zich niet te verbazen over de veelheid van opvattin gen en definities'. (Prof. dr. ir. Van de Noort tijdens de vorig jaar te Wagenin- gen gehouden post academische cur sus 'De landbouw-coöperatie'). Maar ook in een dergelijke opvatting is de pretentie van de wetgever misplaatst. Bovendien heeft ook de praktijk kenne lijk problemen met de coöperatieve ver eniging. Sedert de zestiger jaren wordt van verschillende zijde gewezen op de beperkte mogelijkheden van de coöpe ratieve vereniging. Met name wordt deze organisatievorm niet, of in ieder geval niet voldoende, geschikt geacht voor een rationele bedrijfsvoering. Ook door wat genoemd zou kunnen worden 'onverdachte coöperatoren' werd en wordt voortdurend gepleit de bedrijfs voering niet binnen de coöperatieve ver eniging te doen plaatsvinden, maar bij voorbeeld in een zg. besloten vennoot schap. Door de bril van het recht Van verschillende zijde is er derhalve onbehagen met de juridische regeling. Er is al op gewezen dat uit artikel 63 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat de wetgever zich daarvan niet be wust is. Maar er is meer. Het recht is normatief. De regels van het recht moe ten aansluiten op wat in de maatschap pij leeft en daarin weerklank vinden. Maar dan zijn deze regels ook richtlijnen waaraan de samenleving zich moet houden en de maatschappelijke werke lijkheid zich naar moet richten. Deze beïnvloeding over en weer lukt niet wanneer met name de materiële rechts regels te zeer afwijken van wat wense lijk wordt geacht. En er kan geen misverstand over zijn dat de wetgever bij de coöperatieve vereni ging ook materiële regels heeft gegeven naast formele regels over statuten, no tariële akte e.d. Naast het verbod van artikel 63, blijkt dit ook uit artikel 19 e.v. van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Kort samengevat betekenen beide rege lingen dat, wanneer een coöperatieve vereniging niet voldoet aan de in de wet neergelegde materiële kenmerken van de coöperatie, deze vereniging de aan duiding 'coöperatief' niet mag voeren en zelfs door de rechter ontbonden kan worden indien ook niet voldaan wordt aan de materiële kenmerken van een vereniging. Er is dus alle aanleiding om eens na te gaan wat het recht onder een coöpera tieve vereniging verstaat. Wij zullen een poging doen om in grote lijnen de mate riële kenmerken te schetsen: Het navol gende pretendeert niet een volledige verhandeling te geven over het ver schijnsel coöperatie. Juridisch noch maatschappelijk zal de coöperatie volle dig recht gedaan worden. Het enige oogmerk is verdieping van het inzicht op onderdelen. Als daarbij hier en daar een paar misverstanden zouden kunnen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 28