vervolg van pagina 19 Risicopremie De functie van het risicodragend kapi taal bestaat uit het verschaffen van ver mogen op een moment, waarop ande ren dit om reden van het te lopen risico niet willen of kunnen. Daardoor ontstaat een grotere zekerheid dat de onderne ming zijn verplichtingen kan nakomen tegenover de contractuele partijen (werknemers, leveranciers, verschaffers van risicomijdend kapitaal en derge lijke). De continuïteit van de onderneming wordt hierdoor meer veiliggesteld. Bo vendien wordt het concern in staat ge steld marktontwikkelingen te volgen. De verschaffer van risicodragend kapitaal is bereid deze risico's te dragen, wanneer hij verwacht dat hij daardoor in de toe komst een extra beloning krijgt. Dat wil zeggen een in de beloning begrepen premie boven het rendement op risico mijdende beleggingen zoals staatslenin gen. De hoogte van de risicopremie is naast de winstcapaciteit van de onder neming sterk afhankelijk van de situatie op de kapitaalmarkt. De risicopremie is namelijk het verschil tussen de verwachte opbrengst op het risicodragend vermogen en de rentever goeding op langlopende obligatielenin gen. Deze laatste worden als vergelij kingsbasis genomen omdat ook de ver schaffer van het risicodragend kapitaal een langlopende verplichting aangaat. Onderzoekingen hebben uitgewezen dat in de Verenigde Staten de risicopremie (gemeten over een bijzonder lange peri ode) gemiddeld 3 bedroeg. Het spreekt vanzelf dat incidenteel grote af wijkingen van dit gemiddelde optreden. Hoewel in Europa een dergelijk uitge breid onderzoek (nog) niet heeft plaats gevonden bestaat toch het sterke ver moeden dat de situatie hier weinig af wijkt van die in de Verenigde Staten. Het wekt daarom weinig verwondering dat de Nederlandse regering in haar Wet op de Vermogensaanwasdeling (VAD) aan het risicodragend kapitaal een premie toekent van 3 boven het rendement op staatsleningen. Eens in de vijftig jaar Een andere manier om te kijken naar de beloning van het risicodragend kapitaal, is te zien naar het bedrag dat een beleg ging in aandelen in de afgelopen jaren heeft opgeleverd aan koersstijging (of - daling) vermeerderd met ontvangen di vidend. Volgens de berekeningen van één der commissies is dit rendement de laatste 20 a 25 jaar zonder meer redelijk te noemen. Als voorbeeld kan hiervoor de situatie in België dienen, zoals die was in de periode 1952-1973. Gecor rigeerd voor de inflatie (reëel) bedroeg het rendement hier 5,13% gemiddeld per jaar. Wanneer men echter de perio de 1974 t/m 1976 beschouwt verkrijgt men een compleet ander beeld. Gedu rende deze periode leverde een beleg ging in aandelen een reëel verlies op van gemiddeld 14,75 per jaar!! In deze periode echter bleef ook de ver schaffer van risicomijdend kapitaal van deze negatieve ontwikkelingen niet ver schoond. In reële termen moest hij een gemiddeld jaarlijks verlies van 5,2 incasseren. Deze cijfers zijn berekend op basis van volledige herbelegging van ontvangen dividenden. Dat hier cijfers genoemd zijn die betrekking hebben op België vloeit voort uit de omstandigheid dat deze cijfers representatief worden ge acht voor Europa. Werpt men een blik op Amerikaanse statistieken, die teruggaan tot 1871, dan ziet men dat perioden van negatie ve rendementen hoogstens ééns in de vijftig jaar voorkomen. Gebleken is dat deze situaties zich voordoen nabij een keerpunt in de economische ontwikke ling. In 1974 valt duidelijk te wijzen op de ernstige gevolgen van de oliecrisis op het Westerse maatschappelijke bestel. De problemen die het bedrijfsleven on dervindt bij de aanpassing aan de nieu we economische situatie leggen een zware druk op de winstgevendheid van de bedrijven. De verschaffer van risico dragend vermogen ziet zich geplaatst voor grotere onzekerheden terwijl hij geconfronteerd wordt met een afne mende beloning. In een dergelijke situa tie zal de animo tot het verschaffen van risicodragend kapitaal afnemen. De bedrijven zijn daardoor meer ge noodzaakt tot het aantrekken van risico mijdend kapitaal, daar ook de mogelijk heden tot zelffinanciering (ingehouden winsten) zijn afgenomen. Bevindt men zich daarenboven nog in een hoog infla toire situatie, dan ziet men zich ge plaatst tegenover een scherpe stijging van de kosten die de contractuele ver plichtingen meebrengen. De inflatiecomponent in de te betalen rente doet de rentevergoeding sterk op lopen hetgeen noopt tot een hoog ren dement op te verrichten investeringen. Gezien de onzekere vooruitzichten zal de neiging tot het plegen van uitbrei dingsinvesteringen afnemen. Zeker daar vooral de financiering van debiteuren en voorraden een steeds groter beslag zal leggen op de beschikbare financiële middelen. Een constante hoog-inflatoire druk zal volgens een der commissies op den duur dan ook moordend zijn voor het bedrijfsleven daar deze onder meer zal leiden tot een geleidelijke verslechtering van de balanspositie. Pleidooi voor ander winstbegrip Een van de gastsprekers, te weten pro fessor Modigliani die verbonden is aan het Massachussets Institute of Techno logy, bestreed deze visie. Volgens zijn redenatie wordt te weinig rekening ge houden met de winsten die als gevolg van de inflatie worden gemaakt op de schuldenlast die nominaal vastligt. Wat hij hiermede bedoelt is wellicht te verduidelijken aan de hand van een voorbeeld. Iemand die bijvoorbeeld 10 jaar geleden een huis heeft gekocht zal thans enerzijds een vermogenswinst hebben gerealiseerd als gevolg van de mede door de inflatie gestegen waarde van zijn huis. Anderzijds zullen zijn jaar lijkse lasten uit hoofde van rente en af lossing gelijk blijven, terwijl alle andere inkomsten en uitgaven door de inflatie worden verhoogd. Professor Modigliani stelt dan ook dat de rentabiliteit van de bedrijven voor rente-aftrek en gecor rigeerd voor voorraadverschillen minder sterk is gedaald dan de betreffende commissie wil doen geloven. Daar de visie van de commissie wijd verbreid is, pleitte hij voor een boekhoudmethode die leidt tot een beter begrip van de in flatoire invloeden op het bedrijfsgebeu- ren. Zijns inziens zal dan blijken dat de gevolgen van de inflatie voor de winst gevendheid van het bedrijf beperkt zijn. Met professor Modigliani was de com missie van mening dat een aan de infla tie aangepast boekhoudsysteem wen selijk is. Niet alleen het bedrijfsleven moet zich aan de inflatie aanpassen. Dit geldt ook voor de overheid, met name in haar fiscaal regime. Dat de Nederlandse overheid zich hier van bewust is blijkt uit het plan Hofstra. Hiernaast lijkt het noodzakelijk dat de gehele maatschappelijke visie ten aan zien van het winstbegrip een wijziging ondergaat. Gelukkig is niet alleen in de westerse samenleving maar ook in een deel van de communistische wereld een dergelijke tendens aanwezig. Als gastspreker gaf de heer Demcsak, directeur van de Nationale Bank van Hongarije, in zijn exposé over de Hon gaarse economie onomwonden toe dat na de economische hervormingen van 1968 winstmaximalisatie het hoofddoel van het Hongaarse bedrijfsleven is ge worden. Maximalisatie van winst is no dig voor optimale efficiency en continuï teit van een bedrijf. Alleen onder die omstandigheden kan - aldus Demcsak - een bedrijf haar socia le doelstellingen volledig nastreven. Ook de Belgische minister professor Gaston Eyskens bleek zich met dit standpunt te kunnen verenigen, getuige zijn uitspraak dat optimale efficiency slechts mogelijk is bij een kwantificeerbaar financieel doel. Ten einde excessen in streven naar en realiseren van winst te voorkomen zou de overheid moeten toezien op instand houding van een gezond concurrentie- klimaat. Zulks kan onder meer geschieden met behulp van antitrustwetgeving. Uiteraard heeft het congres niet geleid tot unanieme overeenstemming onder alle aanwezigen. Wel geldt dat een in tensieve herbezinning op het centrale thema heeft plaatsgevonden. Als con clusie kwam naar voren dat het risico dragend kapitaal in onze maatschappij een onontbeerlijke rol speelt. Wil de functie van het risicodragend kapitaal ook op langere termijn intact blijven, dan zal dergelijk kapitaal ook voldoende beloond moeten worden! Kennlijk zijn ook de diverse overheden zich hiervan bewust gezien de verschillende fiscale maatregelen gericht op verbetering van de rentabiliteit van het bedrijfsleven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 24