ve een naam ook een program inhoudt. In de inleiding
wordt immers geschreven: we willen een samen
hangend beleid, dat de zekerheid geeft, dat als je van
daag boer wordt, je ook boer kunt blijven.'
Met deze wens naar zekerheid staan de agrarische jon
geren niet alleen. Ook anderen die nu als zelfstandige
of als werknemer een positie hebben verworven, zou
den graag de zekerheid hebben deze positie te kunnen
houden. Degenen die de discussienota hebben opge
steld, hebben echter niet de neiging om de problemen
van de agrarische jongeren te relativeren door ze in het
licht van de algemeen maatschappelijke situatie te
stellen. Men lijkt bevreesd niet gehoord te worden. Dat
blijkt uit de wens, verwoord in de inleiding, 'dat we se
rieus genomen willen worden' en uit de zeer nadrukke
lijke presentatie tijdens een bijeenkomst van agrari
sche jongeren, waarbij de voorzitters van de Centrale
Landbouworganisaties de nota als het ware onder de
neus gewreven kregen.
Spoeling dunner
Er is overigens geen reden om de discussienota van de
jongeren niet serieus te nemen. De opstellers hebben
zich uitvoerig gedocumenteerd, de bestaande wensen
bij de jongeren zijn goed geïnventariseerd en van argu
menten voorzien. Zonder het met zoveel woorden te
zeggen, wordt er aangeknoopt bij het streven van de
landbouworganisaties en de overheid om het beleid
om te buigen naar de middengroep van bedrijven. Het
rapport wil veel tegelijk: meer mensen in de landbouw
en een hoger inkomen, dat beter gespreid is met be
houd van de ondernemersvrijheid.
Met veel tegelijk willen, staan de opstellers van het
rapport niet alleen. Het bezwaar is dat er zelfs niet
wordt aangeduid dat men bij het realiseren van deze
wensen op moeilijkheden kan stuiten, waarvan in rede
lijkheid niet kan worden verwacht dat ze zo maar uit de
weg kunnen worden geruimd.
In de discussienota wordt ruimschoots kritiek uitgeoe
fend op minister Van der Stee, die zich circa twee jaar
geleden in twee nota's, namelijk Landbouwverkennin-
gen en Structuurvisie Landbouw, over de toekomstige
structuurontwikkeling heeft uitgelaten. Eén onderdeel
daarvan is, dat het te verwachten is dat het aantal be
drijven in de land- en tuinbouw zal blijven afnemen,
evenals het aantal werkenden. Dit is volgens de minis
ter maar goed ook want de stagnerende afzet zal de to
tale verdiensten van de agrarische sector niet kunnen
verhogen en meer mensen in de landbouw zou de
spoeling dunner maken. In de discussienota wordt over
de stagnatie van de afzet niet gesproken. De nota wil
dat er van de huidige 128 000 bedrijven in 1990 in ie
der geval 100 000 overblijven, terwijl volgens Land-
bouwverkenningen het er maar 79 000 zullen zijn.
Ter gelegenheid van het Kamerdebat heeft minister
Van der Stee, in een schriftelijke beantwoording van
een vraag, op niet mis te verstane wijze gereageerd op
de discussienota. Het verwaarlozen van het afzetpro-
bleem is volgens hem een belangrijk tekort. In de dis
cussienota worden volgens de Minister de mogelijkhe
den van een (geïsoleerd) landbouwbeleid overschat en
worden voorstellen gedaan die de economische wer
kelijkheid geweld aandoen.
Het zou inderdaad aan te bevelen zijn wanneer de op
stellers van de discussienota zich wat meer verdiepten
in de moeilijkheden van de afzet. Dan komt men onver
mijdelijk bij de Europese Gemeenschap terecht waar
van de export (de helft van de Nederlandse produktie)
afhankelijk is. Het wordt dan allemaal meer gecompli
ceerd want men kan niet zonder meer van niet-Neder-
landse bewindslieden eisen dat zij ruimte maken voor
onze produkten.
Tijdens de behandeling van de landbouwbegroting in
de Tweede Kamer, bleek dat er weinig reden is voor
optimisme over de toekomstige mogelijkheden van de
Nederlandse landbouw in de EG. Het probleem van de
zuivel is niet alleen door ons land ontstaan, ook in an
dere landen neemt de produktie gestaag toe. Wanneer
er ingrijpende maatregelen uit de bus komen dan zal
men de meest efficiënte producent het eerst proberen
te treffen. Vooral het gebruik van aanvullende voeder
middelen, welke de melkproduktie minder afhankelijk
maken van eigen grond, wordt de Nederlandse vee
houderij door andere landen kwalijk genomen. Zou het
krachtvoer worden belast, dan wordt ook de varkens
sector getroffen, hetgeen Nederland dan nog eens zou
treffen.
Wanneer ons land niet veel mensen uit de agrarische
sector wil laten wegvloeien, zullen wij het moeten heb
ben van arbeidsintensieve produkties. Daar zijn echter
ook de grootste afzetproblemen en ons land wordt
door de EG partners met een zekere argwaan bekeken.
Verborgen
Het aantal werkenden in de landbouw is overigens niet