ontplooiing coöp. bankwezen een goed deel in het voetspoor van Frankel, maar links en rechts toch wel met enige aanvullingen - om enkele fundamentele opmerkingen van mone taire aard te maken. In de loop van de tijd ontstonden twee geheel verschillende visies op het geld, de maatschappelijke verantwoordelijk heid en de rol van het bankwezen. Het verschil van mening sproot voort uit een scherp onderscheiden visie op de aard van de maatschappijkritiek. In het eer ste geval heeft de sociale ontevreden heid tot strekking dat er een bepaalde ideale maatschappij in gedachten is en deze - uiteraard slechts vaag omschre ven bestaat in werkelijkheid niet of wel. Deze denkwijze heeft in velerlei va riaties in de loop van de tijd gestalte ge kregen; men denke aan denkbeelden met betrekking tot een liberale maat schappij, een socialistische samenle ving, een christelijk-corporatief bestel of een communistische heilstaat. Deze so ciaal-kritische denkwijze heeft als ver schijnsel velerlei typerende eigenschap pen. De woorden waarmee zij wordt uit gesproken bevatten, dat is althans de intentie, eeuwige waarheid omtrent de gewenste maatschappelijke orde. Bijge volg worden zij immuum voor kritiek in de vorm van een monoloog uitgespro ken. De ideologie is niet gebonden aan plaats en tijd en vanwege de impliciete noodzaak om haar te verwerkelijken - zij is immers superieur - ontbreekt een echte verantwoording van de hervor mingsvoorstellen. Een goed voorbeeld hiervan - ook voor wat de kijk op het geld en het bankwe zen betreft - is de marxistische gedach- tengang met een scherpe kritiek op de kapitalistische maatschappij. Het geld speelt in deze laatste een rol als instru ment, waarmee de uitbuiting van de arbeidende groep concreet gestalte krijgt. Deze gedachtengang geniet rui me bekendheid. Door de inschakeling van arbeid in het produktieproces wor den waren geproduceerd. Daarmee worden de werknemers uitgebuit, want zij ontvangen niet de waarde van wat zij hebben geproduceerd, doch slechts een loon dat juist genoeg is voor de eigen reproduktie. Zo maakt het geld een ka pitalistische maatschappij met antago nistische tegenstellingen mogelijk. Het geld is in die situatie niet zo maar een onschuldig, in beginsel positief te waar deren algemeen aanvaard ruilmiddel, maar een felbegeerde 'Gott der Waren', met behulp waarvan uitbuiting kan plaatshebben. Het leidt tot onoverbrug bare tegenstellingen; 'es verbindet Un- möglichkeiten'. Geld dat stom is maakt recht wat krom is, fungeert in gespierde marxistische taal als 'die allgemeine Hure', 'der allgemeine Kuppler der Men- schen und Völker' binnen de kapitalisti- 1 2 sche wereld. De verwerkelijking van de enig-goede samenleving, dat is de marxistisch-com- munistische heilstaat, is slechts moge lijk voor een revolutionaire omwente ling, die - ofschoon zij historisch nood zakelijk komen zal - door de proletariërs zelf als 'Totengraber der heutigen kapi- talistischen Gesellschaft' moet worden ondernomen. Het een en ander dient te leiden tot opheffing van het privébe- zit der produktiemiddelen en van de markteconomie, want pas dan kan de uitbuiting van de arbeidende groep wor den opgeheven en ontstaat een maat schappij, waarin het voor een ieder goed is om in te leven. Daarin zal de voortbrenging, nadat de produktiemid delen gemeenschapsbezit zijn gewor den, plaatshebben in het kader van een centraal economisch plan. Om terugval naar kapitalistische verhoudingen te voorkomen en de eigen ideologie te ver werkelijken duldt een communistisch regiem binnen zijn invloedssfeer geen voor hem oncontroleerbare activiteiten. Dat heeft grote betekenis voor de eigen domsorde, het systeem van economisch verkeer en het functioneren van het geld. De overheid neemt met betrekking tot deze steeds een dominerende posi tie in. De produktiemiddelen mogen nooit privébezit zijn in zo'n omvang dat de eigenaar werknemers in dienst moet nemen. De machine, volgens regerings plan geproduceerd, is staatsbezit en de prijzen van goederen en diensten zijn verrekeningsmaatstaven voor de over heid. Het geld is geen abstracte be schikkingsmacht, op eigen initiatief door de bezitter aanwendbaar, maar een instrument ter verwerkelijking van een centraal geleid economisch proces. Wanneer dit alles werkelijkheid is ge worden, is er nog maar een maatschap pelijke vrijheid in één richting en wel dié, welke de dominerende ideologie aanwijst. De maatschappelijke verant woordelijkheid bestaat in het gehoor zaam daaraan te voldoen. Daarmee is tevens in beginsel de taak van het bank wezen aangegeven. Met een pijnlijke formele nauwkeurigheid moeten de werkzaamheden, zoals die in het cen- traal-economisch plan zijn voorgeschre- ven worden uitgevoerd. De verantwoor- delijkheid van de bankier gaat niet ver der. Geld en vrijheid Geheel anders is de tweede vorm van maatschappijkritiek. Want die bevat niet de pretentieuze aanduiding van de 'ideale maatschappij'; zij heeft slechts tot doel verbeteringen aan te brengen in de bestaande verhoudingen, wetende dat de samenleving welke daarmee tot stand komt in de toekomst op dezelfde wijze zal worden gewikt en gewogen als het huidige bestel. Het verschil wordt al vlug duidelijk. Maatschappij-kritische woorden zijn nu plaats- en tijdgebon den; zij worden gezegd in een histori sche context. En omdat zij steeds voor rectificatie vatbaar zijn worden zij ge sproken in de vorm van een dialoog. De ontwerper van ideeën is nu voor de in houd daarvan verantwoordelijk, in die zin dat hij op redelijke vragen met be trekking tot zijn opvattingen een pas send antwoord zal geven. De dialoog vorm impliceert vrijheid en gelijkheid als wortels van deze vorm van sociale onte vredenheid. Juist de omstandigheid dat in de Westerse samenleving steeds weer ideologieën met een allesbeheer send hervormingsplan kunnen opduiken - maar die meestal ook snel aan attrac tiviteit verliezen - illustreert dat deze wijze van sociaal-kritisch denken hier domineert. Het is opmerkelijk dat reeds aan het be gin van deze eeuw Georg Simmel de rol van het geld in een samenleving, waarin de maatschappijkritiek als dialoog wordt beoefend, uitvoerig heeft bespro ken. Het is nog steeds leerzaam om van de omvangrijke 'Philisophie des Geldes' kennis te nemen. Omdat aldus Sim mel - 'unsere Seele kein blosser interes seloser Spiegel der Wirklichkeit ist', waarderen wij de dingen om ons heen, zonder daarbij een uitspraak over hun wezen te doen. Toch gaat het bij die waardering om meer dan een natuur lijke eigenschap, zoals de kleur of het gewicht. Wij creëren met die waarde ring onder andere economische waar den, in die zin dat een goed een positie ve betekenis krijgt voor onze behoeften- bevrediging. Het is opmerkelijk hoe met dit alles eenvoudige en vaag al wel be kende aangelegenheden aan de orde komen. Dat is het werk van de filosoof bij uitstek. Hij brengt sluimerend reeds aanwezige kennis werkelijk aan het licht en vergroot daarmee op verrassende wijze het levensinzicht. Dat geldt zeker ook voor Simmels filosofie van het geld. De economische waarde is, zo zegt Simmel met veel nadruk, relatief, want zij hangt af van het offer dat wij moeten brengen om haar te bezitten. Een goed heeft een economische waarde als ik het nog niet ter behoeftenbevrediging heb aangewend, maar dat wel wens te doen en bereid ben het offer dat daar voor nodig is te brengen. Gesteld dat een brood f 1,50 kost en een liter melk f 1,-. De consumptie van een brood im pliceert dan de bereidheid om daarvoor 1 Vi liter melk te offeren. Zo is een eco nomische waarde steeds een relatieve aangelegenheid; zij duidt steeds op een verhouding van goederen, die wij creë ren. De betrekkelijkheid impliceert dat de goederen inwisselbaar zijn; daardoor kunnen economische waarden steeds de basis vormen voor ruilverkeer. En de ruil zelf is, omdat zij een verbetering van de mogelijkheden voor consumptieve behoeftenbevrediging met zich mee brengt, de schepping van een nieuwe

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 14