commissie arbeidsverhoudingen ondernemingsraad beperken zich echter niet tot het sociale terrein, maar betreffen ook zaken op het gebied van de bedrijfsvoering en de bedrijfsontwikkeling. Dit betekent voor de ondernemingsraden van plaatselijke banken niet alleen invloed op het plaatselijk beleid, maar indirect ook op het functioneren van onze organisatie in haar geheel. Dit vereist dan ook een coördinatie van het ondernemingsraadswerk in onze organisatie. Deze noodzaak wordt nog versterkt door het groeiend aantal ondernemingsraden, de in het thans in behandeling zijnde ontwerp van de (3e) Wet op de Ondernemingsraden opgenomen uitbreiding van de bevoegdheden alsmede door de in datzelfde wetsontwerp neergelegde meer dan vroeger onafhankelijke positie van de Ondernemingsraad. Vandaar dat ook dit punt aan de Commissie Arbeidsverhoudingen in studie wordt gegeven. Werknemerselement in de structuur van de coöperatieve bank Naast de medezeggenschap in het kader van de Wet op de Ondernemingsraden wordt in ons land steeds meer aandacht gericht op de taak van de ondernemer om de democratisering binnen de onderneming zo te structureren dat met behoud van de bestuurbaarheid de beïnvloedingsmogelijkheden van de werknemers op het beleid worden vergroot. Ook in dit maandblad is dit vraagstuk wel eens aan de orde gesteld. In concreto betekent zulks voor de personeelsleden het meer ingeschakeld worden bij de voorbereiding en uitvoering van het bedrijfsbeleid alsmede het krijgen van grotere verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Bij de herdenking van 100 jaar landbouwcoöperaties is aan dit vraagstuk eveneens aandacht geschonken en is erop gewezen dat de uitvoering van de coöperatieve doelstelling niet alleen een zaak mag en kan zijn van de leden en de leiding van de coöperatieve organisatie, maar ook van de medewerkers. Gegeven de wenselijkheid om vorm te geven aan deze wat men noemt participatie door de medewerkers, komt steeds meer de vraag naar voren op welke, aan de coöperatie aangepaste wijze het werknemerselement het meest verantwoord een plaats kan krijgen in de structuur van onze coöperatieve banken. Een extra actualiteit heeft dit vraagstuk gekregen door de recente adviesaanvrage van de regering aan de Sociaal Economische Raad betreffende samenstelling van toezichthoudende organen van rechtspersonen die een onderneming drijven. Daarbij is namelijk tevens aan de orde gesteld of het voor vennootschappen wenselijk geachte stelsel ook behoort te worden uitgebreid tot de grote coöperatieve vereniging. Het lag derhalve voor de hand dit vraagstuk naast de beide andere punten aan de Commissie Arbeidsverhoudingen om advies voor te gaan leggen. Uitgroei in breedte en diepte Tot zover een achtergrondschets, van de vraagstukken die aan de Commissie Arbeidsverhoudingen ter bestudering worden voorgelegd. Ongetwijfeld komt deze ontwikkeling niet als een verrassing. Het is immers zo, dat de sociale aspecten binnen onze organisatie sinds de fusie in toenemende mate aandacht hebben gekregen. Wij herinneren in dit opzicht allereerst aan de werkzaamheden in 1972 van de gemeenschappelijke commissie arbeidsvoorwaarden, in de wandeling geheten 'Commissie van 24'. Als resultaat van het werk van deze commissie kon een voor alle voormalige boerenleenbanken en raiffeisenbanken bestemd geharmoniseerd en op vele punten vernieuwd en uitgebreid adviespakket van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden worden ingevoerd. In datzelfde jaar verscheen een fusie leidraad voor de aangesloten banken met een sociale paragraaf, die op grond van bij fusies tussen plaatselijke banken opgedane ervaringen verder werd uitgebreid. In het jaar daarop - 1973 - had de instelling plaats van de commissie arbeidsvoorwaarden directeuren en ging bij de eerste aangesloten bank- Tilburg - een ondernemingsraad functioneren. Inmiddels was op de centrale bank een afzonderlijk werkgebied Sociale Zaken in de organisatiestructuur opgenomen met onder meer een directoraat Personeel Aangesloten Banken. Aan dit directoraat werd successievelijk een aantal personeelsadviseurs verbonden voor de directe advisering en ondersteuning van de aangesloten banken in de districten. De door het werkgebied Sociale Zaken in 1974 uitgegeven Aanbevelingen voor het sociale beleid bij de Rabobanken 'leidden' bij zeer vele aangesloten banken tot een verder vormgeven aan hun sociaal beleid met toepassing van door de centrale bank ontwikkelde systemen en regelingen. Een van de voorbeelden hiervan is de functieclassificatie. De toenemende betrokkenheid van onze medewerkers bij de sociale ontwikkelingen kwam tot uiting in de oprichting van de Vereniging Personeel van Rabobanken en de invoering van het personeelsblad 'Raboband'. Nog maar korte tijd geleden werd de Commissie Arbeidsvoorwaarden Directeuren, die zich uitsluitend bezighield met advisering over de arbeidsvoorwaarden van de directeuren, omgezet in de Adviescommissie Sociaal Beleid Rabobanken (ASBR). Dit betekende zowel een taakverruiming - voortaan advisering over het gehele sociale beleid voor alle medewerkers van de aangesloten banken - alsook deelneming aan het werk van de commissie door personeelsvertegenwoordigers. De laatste ontwikkeling op sociaal gebied is de voorgenomen oprichting van een medisch adviescentrum voor de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van het personeel van de aangesloten banken, waartoe zeer recent op advies van de ASBR is besloten. Wij kunnen dus een steeds toenemende betekenis van het sociale beleid binnen onze organisatie vaststellen. Terugkomende op de door de Commissie Arbeidsverhoudingen te verrichten studie kunnen wij vaststellen dat deze commissie voor een niet eenvoudige opgave wordt geplaatst. De te bestuderen problematiek raakt immers ook de positie van de Adviescommissie Sociaal Beleid Rabobanken, de Vereniging Personeel van Rabobanken en de Vereniging Directeuren van Rabobanken. Daarom heeft de Centrale Kringvergadering er mee ingestemd dat de Commissie Arbeidsverhoudingen deze posities mede in haar advisering zal betrekken. Aangenomen mag worden dat de Commissie Arbeidsverhoudingen zich mede daarom breed intern en mogelijk ook extern zal willen oriënteren. Hearings, onder meer van de beide hiervoor genoemde verenigingen, kunnen dan ook in de lijn der verwachtingen liggen. Hoe dit alles ook mag gaan, vaststaat dat de resultaten van de studie bepalend zullen zijn voor het toekomstige sociale klimaat in onze Rabobankorganisatie met haar rond 25 000 medewerkers. En dat is een zaak die alle aangesloten banken ten zeerste ter harte moet gaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 12