Binnen onze organisatie functioneren
taak om én rechtstreeks én via de
daarvoor bestemde organisatiekanalen
- kringvergaderingen, centrale
kringvergadering en algemene
vergadering - invloed uit te oefenen op
het op de juiste manier tot stand komen
van dat vrijwillig aanvaarde
organisatiebeleid en een eigen bijdrage
te leveren aan het inhoud geven en
goed functioneren daarvan.
In het licht van het voorgaande moeten
wij speciale aandacht besteden aan het
besluit van de Centrale
Kringvergadering van 29 augustus jl. tot
instelling van een Commissie
Arbeidsverhoudingen, waarvan de
commissieleden door de
laatstgehouden Centrale
Kringvergadering op 20 november jl. zijn
aangewezen.
De opdracht van de commissie is om
advies uit te brengen over drie punten:
1 de wijze waarop binnen de
Rabobankorganisatie in de toekomst de
arbeidsvoorwaarden tot stand dienen te
komen;
2 de meest wenselijke
medezeggenschapstructuur binnen de
organisatie in het kader van de Wet op
de Ondernemingsraden;
3 de wijze waarop het
werknemerselement, op een aan de
coöperatie aangepaste wijze, een plaats
kan krijgen in de structuur van de
coöperatieve banken.
Dit zijn moeilijke vraagstukken, die niet
alleen voor de toekomst van onze
organisatie van ingrijpende betekenis
zijn, maar die ook een belangrijke
achterliggende constatering oproepen.
Namelijk de vaststelling dat het sociale
beleid kennelijk zo belangrijk is
geworden en zo zeer gaat uitrijzen
boven uitsluitend het lokale belang van
iedere aangesloten bank, dat onze
organisatie thans de tijd gekomen acht
om middels de genoemde commissie te
bezien op welke wijze een stuk
organisatiebeleid op sociaal terrein tot
stand gebracht kan worden.
Er is overigens alle aanleiding om deze
drie punten in studie te nemen. Aan de
nota die hierover aan de Centrale
Kringvergadering werd voorgelegd,
ontlenen wij mede het volgende:
T otstandkoming
arbeidsvoorwaarden
Eind 1974 hebben de Hoofddirectie en
de Raad van Beheer het besluit
genomen over te gaan tot toetreding
van de centrale bank tot de Bank-CAO.
Deze deelneming aan de CAO is per 1
januari 1976 ingegaan, doordat de
centrale bank lid werd van de
Werkgeversvereniging voor het
Bankbedrijf.
Als belangrijkste motieven voor deze
toetreding hebben destijds onder meer
gegolden dat het niet langer
aanvaardbaar kon worden geacht dat de
centrale bank met een zo groot aantal
personeelsleden zich afzonderlijk bleef
opstellen in het jaarlijks
arbeidsvoorwaardenoverleg en dat door
de centrale bank tejkenjare de
resultaten van het CAO-overleg
(nagenoeg) geheel werden
overgenomen, hetgeen het wenselijk
maakte zelf invloed uit te oefenen.
Samengevat is de huidige situatie
binnen onze organisatie wat betreft het
overleg over arbeidsvoorwaarden de
volgende:
Het arbeidsvoorwaardenpakket van
de centrale bank wordt bepaald via het
overleg in het kader van de CAO voor
het Bankbedrijf.
Niet alleen ten aanzien van de
toepassing van de arbeidsvoorwaarden,
maar ook ten aanzien van het speciale
beleid in zijn algemeenheid zijn als
gevolg van de toetreding tot de CAO
intensieve contacten ontstaan met de
andere leden van de
Werkgeversvereniging voor het
Bankbedrijf, hetgeen door de centrale
bank in de praktijk als waardevol wordt
ervaren.
- De aangesloten banken vallen niet
onder de CAO voor het Bankbedrijf. Het
vaststellen van de arbeidsvoorwaarden
bij de aangesloten banken geschiedt
door de besturen op basis van de
adviezen dienaangaande van de
centrale bank.
Vanuit het streven naar een zo uniform
mogelijk arbeidsvoorwaardenpakket
voor de gehele Rabobankorganisatie
zijn deze adviezen in belangrijke mate
gebaseerd op de resultaten van het
overleg in het kader van de CAO voor
het Bankbedrijf.
Daarbij treedt de Adviescommissie
Sociaal Beleid Rabobanken als
adviesorgaan op van de Raad van
Beheer van de centrale bank en
daarmede dus indirect als adviescollege
voor de besturen van de aangesloten
banken.
Van twee kanten wordt de
Rabobankorganisatie thans benaderd
met de wens om te komen tot een CAO
voor de aangesloten banken.
Allereerst door de Vereniging Personeel
van Rabobanken (VPR). Binnen deze
vereniging gaan de gedachten uit naar
een aparte Rabobank-CAO, waarin de
werknemerszijde wordt gevormd door
deze vereniging, de Vereniging van
Directeuren en de erkende
werknemersorganisaties. In deze
gedachtengang zou de centrale bank de
Bank-CAO dienen te verlaten.
Daarnaast hebben de bij de CAO voor
het Bankbedrijf betrokken
werknemersorganisaties inmiddels de
wens te kennen gegeven om tot een
gesprek te komen over toetreding van
de aangesloten banken tot de CAO voor
het Bankbedrijf. Deze
werknemersorganisaties beroepen zich
daarbij op hun maatschappelijk erkende
positie als onderhandelingspartner bij
collectieve arbeidsovereenkomsten.
Van hun kant is erop gewezen dat door
het merendeel van de aangesloten
banken - zij het langs de weg van de
advisering door de centrale bank - de
CAO voor het Bankbedrijf immers reeds
in belangrijke mate wordt toegepast.
Medezeggenschap ingevolge de
Wet op de Ondernemingsraden
nog slechts weinig ondernemingsraden
(momenteel ca. 12) als gevolg van het
feit dat de Wet op de
Ondernemingsraden de verplichting tot
het instellen van een dergelijk orgaan
heeft beperkt tot ondernemingen met
100 werknemers of meer.
Ondernemingen met minder dan 100
werknemers kunnen echter wel op
vrijwillige basis ondernemingsraden in
het leven roepen. Zouden de
aangesloten banken zulks doen - en
sommige banken zijn hiertoe inderdaad
al overgegaan - dan zal het aantal
ondernemingsraden in onze organisatie
aanmerkelijk gaan toenemen.
Ingevolge de Wet op de
Ondernemingsraden komt aan een
ondernemingsraad een aantal
bevoegdheden toe, die het
arbeidsvoorwaardenbeleid betreffen.
Het door de afzonderlijke
ondernemingsraden binnen onze
organisatie hanteren van deze
bevoegdheden kan leiden tot
belangrijke verschillen in het
arbeidsvoorwaardenpakket van onze
organisatie. Vanuit het streven naar
zoveel mogelijk uniforme
arbeidsvoorwaarden binnen onze
organisatie zou dit een ongewenste
ontwikkeling zijn.
Op grond hiervan zou het aanbeveling
kunnen verdienen om in ieder geval de
belangrijkste delen van het
arbeidsvoorwaardenbeleid zoveel
mogelijk centraal te sturen middels een
CAO.
Ingevolge de Wet op de
Ondernemingsraden bezit een
ondernemingsraad namelijk geen
adviesrecht c.q. bestaat geen
instemmingsverplichting meer ten
aanzien van die onderwerpen die in een
CAO zijn geregeld. Een
ondernemingsraad kan natuurlijk wel
wensen kenbaar maken en langs deze
weg toch indirecte invloed blijven
uitoefenen.
De rechten en bevoegdheden van een