wob
wob
doen? Een ethische vraag, die je ook zo
kunt stellen: als de maatschappij of een
deel daarvan zich in ongunstige zin blijkt
veranderd te hebben, is dat dan mede
aan de bank te verwijten, die deze ver
anderingen door haar financiering heeft
mogelijk gemaakt?
In de Haagse Post schreef W. L. Brugs-
ma vorige maand over de grote moei
lijkheden, waarin kleine veeboeren ko
men als ze hun melk niet langer in melk
bussen aan de fabriek mogen afleveren
en praktisch gedwongen worden de
voor hen te hoge uitgave te doen voor
het aanschaffen van gekoelde melk
tanks.
Inderdaad, de zeer donkere kant van de
medaille van het streven naar een goed
doel: een efficiëntere, hygiënischer
melkwinning voor boer en fabriek. De
kleine boer, die niet kan betalen, moet
maar naar de Rabobank, schrijft Brugs-
ma, al kan hij de investering nooit terug
verdienen. Brugsma moge weten, dat
wij en anderen, zeker uit landbouwkrin-
gen de dreigingen van het door hem ge
schetste toekomstbeeld terdege onder
kennen. Evenals in bijvoorbeeld midden
standskringen is er in de landbouw ern
stige bezorgdheid over de vraag hoe
vele bedrijfsgenoten zich zullen weten
te handhaven onder de veranderingen,
die de samenleving ondergaat. Met
plannen en door nieuwe wegen in te
slaan trachten verantwoordelijke men
sen en instanties, wetend dat een be
houd van de status quo zeker onheil
brengt, een zo goed mogelijke toekomst
voor de bedrijfstak te waarborgen. In
dat licht past de vervanging van de
melkbus door de koeltank en nog wel
wat meer. Maar het betekent niet, dat
ook de nadelige gevolgen gewild wor
den. Die zijn vaak van te voren niet te
overzien. Zij kunnen helaas tot beklem
mende situaties aanleiding geven,
waarvoor geen echt bevredigende op
lossing is te vinden en toch gevonden
zou moeten worden. Een verschijnsel,
dat we maar al te veelvuldig om ons
heen zien, en heus niet alleen in de
landbouw.
Maar moet daarom alles bij het oude
gelaten worden? Geen plannen, geen
nieuwe methoden? Dan zou de ellende
nog veel groter en dan zou eerst recht
het verwijt van onverantwoordelijk han
delen op zijn plaats zijn. Geëist mag
echter worden, dat ieder nieuw plan
met de grootst mogelijke zorgvuldigheid
op zijn nadelige gevolgen worden afge
wogen. Vergeet echter nooit, dat er
grenzen zijn aan die mogelijkheid, voor
al als het afwegen vooraf moet geschie
den.
We komen even terug op onze begin
vragen. Wie de dagelijkse financierings
praktijk kent, zal duidelijk zijn, dat je een
bank in het leeuwedeel van de gevallen
onmogelijk verantwoordelijk kunt stel
len voor wat een cliënt of de 'maat
schappij' met een financiering doet of
voor heeft. Toch erkennen wij, dat er
van zo'n ethische verantwoordelijkheid
van geval tot geval sprake kan zijn. Een
bank zal medewerking moeten weige
ren, wanneer de aanvrager het geld
voor een kennelijk immoreel of maat
schappelijk schadelijk doel wil gebrui
ken. Alleen: is een bank altijd op de
hoogte van de handel en wandel van
cliënten? Nog veel moeilijker wordt het
als een normale zakelijke financiering
voor alleszins een plausibel doel ook on
gewenste bijverschijnselen kan hebben.
Geen bank beschikt over de wijsheid
van Salomo, ze mag ook haar inzichten
niet aan cliënt of maatschappij opdrin
gen. Behoudens in evidente, voorat te
onderkennen gevallen van te verwach
ten misbruik, ligt daarom de ethische
verantwoordelijkheid voor de bestem
ming van de verstrekte gelden niet bij
de bank maar bij de kredietnemer.
IN WERKING TREDEN WET
OP HANDEN
Na de komende jaarwisseling kan
iedereen er zo goed als zeker van zijn,
dat alles wat zich bank noemt en de in
druk wekt een bank te zijn, ook werke
lijk een bank is. Wij menen namelijk te
mogen verwachten, dat op 1 januari
aanstaande de nieuwe Wet Toezicht
Kredietwezen in werking zal treden en
één van de bepalingen van die wet is,
dat het aan niet als zodanig geregi
streerde kredietinstellingen verboden is
het woord 'bank' in hun naam te voeren,
tenzij duidelijk blijkt, dat de onderne
ming niet haar bedrijf maakt van het op
nemen en uitzetten van gelden. Een op
het platteland werkende 'mestbank' zal
wel geen moeilijkheden met die bepa
ling ondervinden!
Natuurlijk is dat maar een ondergeschikt
puntje van de nieuwe wet. Het feit, dat
nu voor het eerst de naam 'bank' een
wettelijke definitie en inhoud krijgt, is
toch opmerkelijk.
De nieuwe wet heeft een lange voorge
schiedenis en heeft dan ook een veel
wijdere strekking dan haar uit 1956 da
terende voorgangster. Daarover zijn ook
in ons blad in het verleden reeds uitvoe
rige artikelen verschenen. Men kan zeg
gen, dat zij voor het gehele kredietverle
ningswezen een vrij uitvoerige, hier en
daar ingrijpende regeling geeft, waarbij
het accent valt op het toezicht mone
tair/sociaal economisch, bedrijfs-econo-
misch en structureel (toestemming voor
deelnemingen en fusies). De achterlig
gende bedoeling is betere crediteuren
bescherming en spreiding van financiële
macht. Belangrijk daarbij is dat de wet
een vergunningenstelsel invoert bij het
registreren van kredietinstellingen.
Voor onze Rabobanken en hun organi
satie zullen de nieuwe wettelijke bepa
lingen naar wij verwachten geen noe
menswaardige moeilijkheden opleve
ren. Wel zal daarvoor in bepaalde geval
len gebruik moeten worden gemaakt
van de mogelijkheid die de wet biedt
om ontheffing van vergunningseisen te
verkrijgen. De meeste van onze banken
hebben een éénhoofdige directie en zul
len daarom niet voldoen aan de eis, dat
het dagelijks beleid van een kredietin
stelling door ten minste twee personen
moet worden bepaald. En hoewel voor
onze organisatie als totaal de ingevolge
de wet te stellen vermogenseisen geen
bezwaar opleveren, zijn er naar het zich
thans laat aanzien een aantal individue
le banken, wier eigen vermogen nog bij
de eis zal tekortschieten.
Voor bankinstellingen zoals de onze, is
daarom terecht voorzien in een onthef
fingsmogelijkheid van de vergunnings
voorwaarden in geval zo'n bank in een
door De Nederlandsche Bank goedge
keurde 'verhouding van aansprakelijk
heidsinstelling' tot een andere kredietin
stelling staat. Dit betekent ongeveer dat
onze banken en de centrale bank garant
moeten zijn voor elkaar.
De in onze organisatie reeds lang be
staande waarborgregelingen gaan reeds
zeer ver in deze richting, al is strikt ge
nomen thans de waarborg niet in de
vorm van een afdwingbaar recht op uit
kering geformuleerd. De bedoeling is
thans die regelingen verder af te ron
den. Dit zal dan moeten gebeuren door
in plaats van de mogelijkheid van een
garantie-uitkering uitdrukkelijk een aan
spraak, een recht op garantie toe te