wob internationale verplichtingen droeg ech ter bij tot een te soepele opstelling ten aanzien van de zuiver binnenlandse wensen vooral op het gebied van loon eisen. Gezien onder meer het voorgaande ver dienen de pogingen die thans worden ondernomen om althans in Europa uit breiding te geven aan het stelsel van ten opzichte van een aantal valuta's stabiele wisselkoersen, alle lof. In kleiner verband bestaat al veel langer een overeenkomst die voorziet in de verplichting tot handhaving van onder ling stabiele wisselkoersverhoudingen. In deze zogenaamde slang nemen deel de Duitse Bondsrepubliek, België, Dene marken, Nederland en Noorwegen. Een plan van de Duitse bondskanselier Schmidt en de Franse president Giscard d'Estaing ligt ter tafel om aan deze rege ling uitbreiding te geven door hier meer dere landen bij te betrekken. Hoe en op welke basis dit het beste zou kunnen gebeuren, is thans onderwerp van druk overleg binnen de Europese Gemeen schap. Men is voornemens om hierover op korte termijn beslissingen te nemen, ten einde het nieuwe systeem per 1 ja nuari 1979 in werking te kunnen laten treden. Of de nieuwe opzet, zo die er komt, suc cesvol zal blijken, hangt sterk af van de bereidheid en de mogelijkheid van de deelnemende landen om intern orde op zaken te stellen. Als dat niet lukt, is dit EMS (Europees Monetair Systeem) gauw genoeg weer tot mislukken ge doemd en staat de Europese eenwor ding voorlopig weer een stuk verder van huis. Blijkt de nieuwe opzet wel duurzaam stand te kunnen houden, dan zal hiervan ongetwijfeld ook een gunstige invloed uitgaan op de monetaire verhoudingen in ons land. De noodzakelijke steun aan de nationale valuta's in reactie op dol lar/Duitse mark-verhoudingen krijgt dan een bredere basis en steunt dan minder hevig op interventieverplichtingen van een beperkte groep kleine landen. De opzet en de ontwikkeling van het EMS is daarom ook voor het Nederland se bankwezen en voor onze organisatie niet van belang ontbloot. WANNEER ETHISCH RAAKVLAK? Is een bank verantwoordelijk voor wat haar cliënten met het geleende geld Vorige maand stond op deze plek een - mooie - foto: een verhullende foto. Im mers, ze kwam in de plaats van mijn re gelmatige bijdrage. De combinatie van een buitenlandse reis, kring- en extra kringvergaderingen was nét genoeg om het normale ritme te verstoren. Maar goed, de belangrijkste bancaire gebeurtenissen van de maand oktober speelden zich af op de geldmarkt. Speculatie tegen de dollar begin okto ber langs een omweg, had tot gevolg: veel aanbod van guldens tegen buiten landse valuta. De guldens kwamen te recht bij De Nederlandsche Bank waar ze werden vastgehouden. Het gevolg was een sterke verkrapping van de geld markt met een dienovereenkomstige verhoging van de tarieven voor daggeld, maandgeld enz. Hierdoor wordt geld bij particulieren en bedrijven in het buiten land weer naar Nederland toegezogen: de bedoeling van de krap-geld-politiek van De Nederlandsche Bank. Veel bin nenlandse cliënten trachten in zulke omstandigheden een graantje mee te pikken, zeker als de geldmarkttarieven, omgerekend op jaarbasis, 15-20 of nog meer procenten bedragen. U weet dat we dit in onze organisatie niet meer lijdzaam willen ondergaan - zoals vele jaren geleden wél het geval was - en ons in zulke omstandigheden actief opstellen. De aangesloten banken kunnen zulke posten, tegen dergelijke abnormale tarieven, dan plaatsen bij de centrale bank. De centrale bank op haar beurt is een grote partij op de geldmarkt en zet deze middelen voor dezelfde of een langere periode uit in de markt. Er wordt ons regelmatig gevraagd of dit met verlies gepaard is gegaan. Een al gemeen antwoord voor alle omstandig heden en posten is hier niet op te ge ven. Wat ik wél kan doen is een ant woord geven over de gehele oktober- periode. Welnu, daar zijn we zeer rede lijk uitgekomen, mede dank zij de posi tieve reactie van aangesloten banken op de 'bewuste' brief van de heer Mertens en ondergetekende. Een deel van dit geld moest echter voor langere perio den worden uitgezet dan ons werd aan geboden: 3 of 6 maanden. De hoge kos ten van deze 'grondstof' komen dan ook voor een deel pas terug in het begin van het volgende jaar. De goede liquiditeit op het moment dat deze geldmarktcrisis uitbrak gaf ons gelukkig deze manoeu vreerruimte. Een andere vraag, die ook in de kringen naar voren komt in een periode van hef tige valutaspeculatie, is: werd er in het buitenlands bankbedrijf geld verloren? Het antwoord kan kort zijn: neen. Hoe kan dat bij een dollarcrisis, terwijl het buitenlandbedrijf grotendeels via dollar transacties loopt? Het antwoord is vrij simpel. Als wij dollars uitzetten dan hebben wij vrijwel gelijktijdig ook dol lars hiervoor aangetrokken en geen gul dens hiervoor omgezet. Als we guldens inzetten in het buitenlandbedrijf dan luidt ook de tegenwaarde in guldens. Op deze manier wordt valutaspeculatie bui ten de deur gehouden. Natuurlijk, als je dollars in kas hebt voor je deviezenbedrijf en de dollar zakt in prijs, dan verlies je hierop. Het gaat hierbij echter om - in verhouding - klei ne bedragen waar bovendien tegenover staat dat op andere valuta's, zoals Zwit serse Franc en Duitse Mark, winst werd gemaakt. Ook kun je niet elk risico ver mijden bij belegging in vast goed of deelnemingen in het buitenland. Hier is echter sprake van een totaal ander soort transacties, waar een mogelijk verlies op korte termijn op wat langere termijn kan worden gecompenseerd door extra prijsstijging in zo'n land. Moge het ons ook in de toekomst gege ven zijn een dergelijke 'nabeschouwing' te geven na een maand van échte geld zorgen! Lardinois

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 5