wat ons bezighoudFJ
wob
van de organisatie als geheel in het oog
ONRUSTVAN BUITEN EIST
EENSGEZINDHEID
Dit najaar is in ieder geval niet
kleurloos. En dan doelen we niet op de
mooie herfsttinten, maar op de koorts
achtige kleur, die door valuta-onrust en
rentestijging worden veroorzaakt. Het is
een kleur, waar niemand gelukkig mee
is.
De verschijnselen zijn bekend; wij heb
ben eerder dergelijke 'aanvallen' mee
gemaakt. Een jaar geleden nog zaten we
in dezelfde soort moeilijkheden. Het be
gint met een opvallende verschuiving in
het vertrouwen in buitenlandse valuta's:
sterke daling van de US-dollar en een
omhoogstuwend koersniveau van de D-
mark. Net als vorig jaar volgde ook deze
keer massale steun aan de gulden door
De Nederlandsche Bank NV. En dat had
onvermijdelijk zijn effect binnen onze
grenzen: in korte tijd raakte de geld
markt zeer verkrapt en liepen de rente
tarieven voor kortlopende middelen
hoog op. Een ontwikkeling waar ook de
kapitaalmarkt, dat wil zeggen de langlo
pende middelen, niet geheel immuum
voor zal kunnen blijven.
Voor een bank zit er niets anders op,
dan de gevolgen van zo'n koortsaanval
te ondergaan en die zo goed mogelijk te
doorstaan. Zij heeft zo'n aanval niet op
geroepen en heeft ook geen middelen
bij de hand om die te voorkomen. Zij
kan nauwelijks anders dan het feit ac
cepteren en zich aan de gevolgen aan te
passen. Dat zien we dan ook gebeuren:
alle banken waren druk in de weer met
herziening van hun tarieven, speciaal
met verhoging voor deposito's op ter
mijn. Dat is niet op onderlinge afspraak,
geen uiting van een monopolie-opzetje
- zoals een krantenberichtje suggereer
de - maar enkel een noodgedwongen
volgen van een opgedrongen ontwikke
ling.
Zo'n koortsperiode is des te enerveren-
der, omdat je niet weet of hij op erger
zal uitlopen danwel van korte voorbij
gaande aard zal zijn. Gelukkig is er goe
de hoop op het laatste, maar zeker is
dat niet. Er kunnen zich, net als bij een
gewone koortsaanval, allerlei complica
ties voordoen, die de toestand, waarin
je nu verkeert, grondig ten ongunste
kunnen beïnvloeden.
Volkomen terecht hebben de voorzitters
van Raad van Beheer en Hoofddirectie
van de centrale bank dan ook in de si
tuatie die zich vorige maand voordeed
aanleiding gevonden zich met een ver
trouwelijk schrijven tot de directies en
beheerders van onze aangesloten ban-
j ken te wenden. De ongewenste kleur
vertoont zich immers ook in de bedrij
ven van onze banken. Het is goed, dat
de voorzitters op de consequenties
daarvan gewezen hebben en met name
onderstreept hebben hoe ieder in zijn
beleid zich dient in te spannen om de
nadelen daarvan te voorkomen. Heel
duidelijk is daarbij gesteld, dat het indi
viduele beleid van enige aangesloten
bank niet eenzijdig op de eigen bank ge-
richt mag zijn, maar dat ook het belang
moet worden gehouden. De omstandig
heden waaronder wij nu, hopelijk tijde
lijk, met het gehele overige bankwezen
verkeren, roepen immers duidelijk om
solidariteit in de vorm van een geza
menlijk handelen. Alleen wanneer ie- j
dere bank werkelijk voor haar deel de i
last meedraagt, kan met behulp van de
centrale bank de last voor de organisa
tie als geheel worden verlicht.
j Of bij het uitkomen van dit nummer de
j hier bedoelde perikelen reeds achter de
rug zijn dan wel voortduren, durven wij
niet te voorspellen. De gebeurtenissen
van dit najaar hebben ons in ieder geval
weer getoond hoe gevoelig ons bank
wezen is voor invloeden van buiten. En
ook: hoe waardevol het voor ons rabo-
banken is, dat wij als een eenheid in de
veelheid solidair met elkaar kunnen zijn.
Na de brief van de voorzitters kan iedere
bank weten wat dat voor haar betekent
en van haar vraagt.
VALUTAPERIKELEN EN EMS
Hiervoor is gewezen op de doorwerking
van valuta-onrust op de binnenlandse
geld- en kapitaalmarkt en op het bank
bedrijf. De laatste jaren hebben regel
matig zodanige situaties te zien gege
ven.
Nadat in 1971 het in IMF-verband gel
dende systeem van vaste wisselkoersen
ten val was gekomen, zag het er aan
vankelijk naar uit dat de gevolgen zou
den meevallen. Van een bruuske weer
slag op de internationale geld- en goe
derenstromen was weinig te merken.
De onheilsprofeten leken door de prak
tijk volledig in het ongelijk te worden
gesteld. Daarbij is het evenwel niet ge
bleven. Vooral sinds de oliecrisis van
1973 verloopt de ontwikkeling op de in
ternationale valutamarkten zeker niet
rimpelloos. Met een grote regelmaat ke
ren perioden terug van ernstige span
ningen die vooral samenhangen met
vertrouwenscrisis ten opzichte van de
dollar. Daarnaast heeft het vrijlaten van
de wisselkoersen ook de monetaire dis
cipline in veel landen danig verzwakt.
Bij vaste wisselkoersen heeft een land
ervoor te zorgen dat op langere termijn
beschouwd zijn betalingsbalanspositie
min of meer in evenwicht is. Een voort
durend tekort leidt namelijk tot een aan
bodoverschot voor de betreffende valu
ta dat zich vertaalt in een tendens tot
koersdaling. Alsdan zijn de monetaire
autoriteiten in dat land verplicht om ex
tra vraag uit te oefenen naar de eigen
munteenheid door verkoop van devie
zen. Dit kan enige tijd worden volgehou
den, maar wanneer de bodem van de
deviezenpot in zicht komt, is de grens
bereikt. Men zal daarom voor die tijd
moeten zorgen voor herstel van een
meer evenwichtige betalingsbalans. Bij
zwevende wisselkoersen is een zoda
nige noodzaak om tekorten ongedaan te
maken niet aanwezig. Men kan de
koersdaling dan gemakkelijk op z'n be
loop laten. Voor het land in kwestie
heeft dit ook minder prettige conse
quenties in die zin dat daardoor het prij
speil van de invoer dienovereenkomstig
oploopt en bijdraagt tot verdere aan
wakkering van de inflatie. Sprekende
voorbeelden hiervan vinden we in Italië
en het Verenigd Koninkrijk. Omgekeerd
evenredig aan de waardedaling van de
lire en het pond sterling was de ontwik
keling van de inflatie in deze landen. Los
van de formele verplichting tot handha
ving van vaste wisselkoersen zou het
natuurlijk een goede zaak zijn geweest,
wanneer toch met man en macht een
herstel van evenwichtiger verhoudingen
was nagestreefd. Het ontbreken van
een stok achter de deur in de vorm van