uit onze historie
Uit het levensbericht van de 'moeder' zal
wel iets meer te weten zijn te komen
over de 'dochter'.
Drempelvrees
De vrij beperkte en nogal strikt zakenlijk
geschreven notulen van Sloten-Badhoe-
vedorp werden reeds enkele jaren gele
den ontvangen na een verzoek aan de
aangesloten 'Utrechtse' banken om his
torische gegevens te willen zenden.
Toen de bank in februari 1913 werd op
gericht kon men aangaande de werk
zaamheden van de kassier nog weinig
voorspellen. Zijn salaris werd daarom
voorlopig bepaald op f 60,- per jaar. 'Zal
het echter blijken dat de bank nogal in
den geest valt, zoo zal men dat later weer
kunnen verhoogen.'
Dat verhogen gebeurde vrij snel daarop
en nog in hetzelfde jaar antwoordde Kas
sier bevestigend op de vraag of hij het
goed vond dat zijn salaris f200,- zou
worden. Maar aan de leden werd ge
vraagd of ze alsjeblieft hun gelden bij de
Boerenleenbank en niet bij de Rijkspost
spaarbank willen beleggen.
De nog zo jonge bank kreeg het in de
oorlogsjaren 1914-1918 wel erg moeilijk
'met de zoo onverwacht opkomende
oorlogscrisis.' Het jaar 1914 resulteerde
zelfs in een verlies van f 170,11 V2 maar
'hadden wij dus de rijksbijdrage van
f 175,- ontvangen, dan was onze verlies
rekening in een winstrekening omge
gaan van bijna f 5,-.'
Alhoewel het kassierssalaris belangrijk
werd verhoogd, wilde het bestuur nog
maar geen presentiegeld. Men besloot
'hiermede liever wat te wachten tot de
bank beter floreert.' Wij kunnen ons
thans nauwelijks meer voorstellen hoe
veel strijd gestreden moest worden om
de 'drempelvrees' te overwinnen. Han
delde men openlijk op markten en beur
zen en veilingen, men was dikwijls
doodsbenauwd dat ook maar iemand
zou zien dat men een bankkantoor bin
nenstapte. Over en weer keek men el
kaar blijkbaar secuur op de vingers. Het
moest Kassier dan ook wel van het hart
dat 'sommige menschen zulke domme
ideeën hebben, daar velen de meening
zijn toegedaan dat als ze bij hem het erf
op komen, het zoude wezen of zij geld
komen halen, terwijl toch het omgekeer
de evengoed het geval kan zijn?'
In 1917 vraagt de bank niet meer om
geld te deponeren. 'Het kan verkeeren,'
zei reeds Bredero. Nu moest aan de le
den worden gevraagd, 'of zij ons goede
geldafnemers kunnen bezorgen, daar wij
ruim in de financiën zijn.'
Het jaar 1918 was voor de bank niet be
paald gunstig. De winst bedroeg slechts
f 1,50. 'De reden dat we geen winst ge
maakt hebben is dat de kassier een
valsch bankbiljet van f 1 000,- in de
hand is gestopt!'
Droevig constateert Kassier dat ten ge
volge van deze tegenslag een deel van
zijn salaris erbij is ingeschoten over het
afgelopen jaar. Dat konden de leden niet
aanzien, men had erg met hem te doen
en daarom kreeg hij toch salarisverho
ging.
den: 'hetgeen aan deze vergadering niet
ten goede zal komen.'
Zijn profetie kwam uit, want slechts ze
ventien leden kwamen opdagen.
Na een periode van geleidelijke groei, die
door de crisisjaren werd onderbroken -
daarbij de oorlogsjaren niet te vergeten-
kon in 1943 de 'RK Spaar- en Voorschot
bank op Coöperatieve Grondslag te Slo
ten' worden overgenomen.
In 1952 werd in Halfweg-Zwanenburg
een bijkantoor geopend dat in 1954 zelf
standig werd. Hiermede zijn wij weer te
ruggekeerd tot de 'dochter'.
'Sloten' kreeg het er niet gemakkelijker
op. Een gedenkboekje zegt: 'Amsterdam
komt dichterbij. Een punt van voortdu
rende zorg blijft de gedwongen liquidatie
en verplaatsing van tal van veehouderij
en tuindersbedrijven ten gevolge van de
stadsuitbreiding.' Maar het aantal cliën
ten onder de tuinders breidde zich uit en
'wij zijn dankbaar te kunnen constateren
dat ook de plaatselijke middenstand in
toenemende mate van onze diensten ge
bruik maakt.'
Terugblikker wil met de samensteller van
het veertigste jaarverslag besluiten met
de volgende - niet zeer schone maar wél
gemeende- dichtregels:
Heel het leven, heel het streven
Heel het werken op het land,
wordt gesteund door 't krachtig leven
van de eigen boerenleenbank.
om nu Sloten-Badhoevedorp te verlaten
en af te reizen naar Ouderkerk aan de
Amstel.
De toegang tot de Portugees-Joodse
begraafplaats te Ouderkerk.
zondering. In het fraaie boekje 'Ouder-
Amstel zoals het was' schrijft Jacob
Zwaan dat Aemestelle al in 1105 als
Schoutambt bestond en onderhorig was
aan de Stichtse Bisschoppen. Dit gebied
behoorde oorspronkelijk tot de oude
Friese gouw Niftarlake dat later tot het
Frankische rijk werd gerekend. In 1388
was Aemestelle al verdeeld in een ooste
lijk en een westelijk ambacht: een gebied
van moerassen en poelen waar zich
buurtjes ontwikkelden die uit konden
groeien tot welvarende dorpen, waarvan
één zelfs een grote koopmansstad kon
worden.
Nog vóórdat de eerste hutten van Am
sterdam verrezen, was Ouderkerk al een
dorp met een eigen kerk, eigen recht
spraak en een eigen brug over de Amstel.
Gedurende de 80-jarige oorlog werd de
plaats enkele malen het toneel van strijd
en verwoesting. Ook nog in 1650 pro
beerde stadhouder Willem II Amsterdam
naar zijn hand te zetten en legerde troe
pen in Ouderkerk. Opnieuw dus groot
ongerief en narigheid. De strijd tussen
Patriotten en Oranjeklanten speelde zich
Amsterdam komt dichterbij
In zo'n toentertijd nog vrij kleine dorps
gemeenschap had men wel iets meer
kunnen doen aan onderling overleg. Was
dat gebeurd dan had Voorzitter in 1922
er niet zijn leedwezen over behoeven uit
te drukken dat gelijk met de algemene
vergadering van de bank in hetzelfde ca
fé en op dezelfde tijd een vergadering
van melkveehouders zou worden gehou-
Een Schoutambt
Terugblikker vraagt zich dikwijls af of er
nog één plek is in de nabijheid van een
grote stad die niet opgeslokt en omge
spit is door drukke autowegen en veel te
hoge betonnen woonblokken. Vooral de
stadjes en dorpen rondom Amsterdam
zijn daarvan het slachtoffer geworden.
Ouder-Amstel ofte wel Ouderkerk aan de
Amstel maakt daarop nauwelijks een uit-