onderzoek midden-en kleinbedrijf
zoek toegevoegd. Uiteraard zijn de on
derzoekresultaten ook van groot belang
voor het ondernemersonderwijs, zowel
voor de eerste opleiding als voor bij- en
omscholing.
In het onderzoek zijn door de ontwikke
ling van de wetenschap met name op het
gebied van computers en van de statisti
sche en wiskundige methodieken thans
onderzoektechnieken mogelijk die tot
voor enkele jaren niet gebruikelijk waren
bij het onderzoek voor het midden- en
kleinbedrijf. De te onderzoeken proble
men kunnen thans niet alleen diepgaan
der worden geanalyseerd maar ook kun
nen oorzaak/gevolg relaties beter ge
kwantificeerd worden aangegeven en
daardoor de invloed van bepaalde wijzi
gingen in het beleid op de economische
uitkomsten van de onderneming. De
commissie heeft zich intensief bezig ge
houden met de nieuwe onderzoektech
nieken en de gevolgen daarvan voor de
organisatie en financiering van het on
derzoek.
Invoering van deze technieken eist bij
scholing van het bestaande personeel,
een relatieve versterking van het aandeel
van hoger geschoolden in het perso
neelsbestand van de onderzoekinstellin
gen en investeringen voor moderne re-
kenapparatuur. Ook is een nauwere sa
menwerking met de voorlichtingsorga
nen gewenst.
De voorlichtingsorganen waarmede
vooral gedoeld wordt op de gesubsidi
eerde advieslichamen voor het midden-
en kleinbedrijf, zoals het Centraal Insti
tuut voor het Midden- en Kleinbedrijf
(CIMK), het geheel van de bondsconsu-
lenten en de Rijksnijverheidsdienst
(RND) - stuiten immers bij hun advies
werk op problemen die thans weten
schappelijk kunnen worden aangepakt
en beschikken ook over het daarvoor be
nodigde gedetailleerde cijfermateriaal
en inzicht in de factoren die meespelen.
Ten slotte maken de hogere kosten van
bemanning en rekenapparatuur het
noodzakelijk dat deze zo goed mogelijk
benut worden, zodat het onderzoek zo
veel mogelijk geconcentreerd moet wor
den in enkele instituten.
Nauw verbonden aan concentratie van
onderzoek en samenwerking van onder
zoek en voorlichting is de samenvoeging
van de voor het onderzoek benodigde
gegevens.
Het verzamelen van gegevens is een tijd
rovende en daardoor kostbare zaak, niet
alleen voor de verzamelaars maar ook
voor de ondernemers die het cijfermate
riaal op moeten brengen.
Het is derhalve van belang dat het verza
melen van gegevens beperkt wordt tot
het strikt noodzakelijke en dat daarbij
een samenwerking tot stand komt tus
sen de verschillende gegevensverzame-
lende instellingen. Vermeden moet zo
veel mogelijk worden dat de onderne
mers verscheidene malen lastig gevallen
worden met dezelfde vragen. Daar het
verzamelen van gegevens waaronder
het enquêteren een precies en nauwge
zet werk is, is het aantal daarvoor ge
schikte mensen ook niet onbeperkt ver
krijgbaar, zodat ook om deze reden een
goede samenwerking is vereist.
Onderzoekers hebben de neiging het
aanwezige cijfermateriaal altijd onvol
doende te vinden. Na enig speurwerk
blijkt echter bij de verschillende bronnen
meestal meer cijfermateriaal aanwezig
te zijn dan vermoed werd. Wel moet dit
cijfermateriaal eerst onderling vergelijk
baar gemaakt dan wel aangevuld wor
den. Ook om deze redenen is samenwer
king tussen de cijferverzamelaars, de
databeheerders, gewenst. De commissie
komt t.a.v. de verzameling, de opslag (re
gistratie) en het beheer van de gegevens
met aanbevelingen gericht op samen
werking, concentratie van opslag en on
derlinge uitwisselbaarheid. Belangrijke
partijen daarbij zijn onder meer het EIM,
het CBS, het CIMK, het CRK (Centraal
Registratiekantoor detailhandel-am
bacht) en de Databank van de Kamers
van Koophandel.
De organisatie van het onderzoek
De organisatie van het onderzoek dient
volgens de Commissie gebaseerd te zijn
op de structuur die in een onderzoekpro
gramma kan worden aangebracht als
uitgegaan wordt van de in economische
beschouwingen veel gehanteerde drie
deling van het economische leven: de
macro-economie, de meso-economie en
de micro-economie.
Macro-economie staat dan voor de
volkshuishouding als geheel, met meso
worden groepen van ondernemingen
aangeduid - bedrijfstaksgewijs of regio
naal gebundeld - en met micro-econo
mie wordt de ondernemingshuishouding
bedoeld. Het macro-onderzoek ge
schiedt in ons land bij het Centraal Plan
bureau. Tussen de macro-, meso- en mi-
cro-gegevens en -onderzoek dienen dui
delijke verbanden te bestaan. Macro-ge-
gevens dienen in principe het totaal te
vormen van de meso-gegevens die op
hun beurt weer de optelsom van de mi-
cro-gegevens dienen te zijn.
Het onderzoek zal derhalve zo ingericht
moeten worden dat deze koppelingen
tussen de macro-, meso- en micro-sfeer
tot stand komen. De reële betekenis van
het onderzoek in elk van deze drie sferen
of niveaus neemt daardoor belangrijk
toe. De vooruitberekeningen van het
Centraal Planbureau nemen aanzienlijk
in waarde toe wanneer deze ook beves
tigd worden door het bedrijfstaksgewijze
onderzoek en het onderzoek voor de invi-
duele ondernemer wint veel aan beteke
nis wanneer dat geplaatst kan worden in
een bedrijfstak- en nationaal perspectief.
Ter zijde zij opgemerkt dat het nationaal
perspectief ten dele weer een afgeleide
is van de mondiale, derhalve internatio
nale, vooruitzichten. Maar zo ver reikt de
taak van de commissie niet.
Het aanleggen van verbanden tussen de
drie niveaus is ook nodig om het effect te
kunnen beoordelen van maatregelen die
op nationaal niveau genomen worden op
de twee 'lager' liggende niveaus.
Bij het onderzoek voor het midden- en
kleinbedrijf zal begonnen moeten wor
den met het onderzoek van de bedrijfs
takken, waarin het m.k.b. opereert, ver
volgens kan daarin het midden- en klein
bedrijf afzonderlijk worden bezien. Dit
maakt het nodig dat ook het grootbedrijf
bij het onderzoek betrokken wordt, in de
detailhandel derhalve het grootwinkel
bedrijf.
Het onderzoek in de microsfeer staat ook
wel bekend als het onderzoek van het
bedrijfsbeheer. Het doel van het onder
zoek is vooral te komen tot aanbevelin
gen voor de individuele ondernemer.
Daardoor ligt op dit niveau een goede sa
menwerking met de voorlichting voor de
hand. De voorlichters kunnen enerzijds
opdrachten aandragen voor de onder
zoeken, anderzijds zijn zij behulpzaam bij
het in de praktijk brengen van de aanbe
velingen.
Het onderzoek op meso-niveau is vooral
gericht op het doen van aanbevelingen
aan de ondernemersorganisaties en de
overheid. Hier kunnen weer aanbevelin
gen aan de individuele ondernemer uit
voortvloeien, een voorbeeld hiervan is
het sectorstructuuronderzoek.
Het onderzoek dient op elk niveau bege
leid te worden door commissies en/of
werkgroepen, bestaande uit vertegen
woordigers van de op het betreffende ni
veau werkzame instituten, de overheid,
het grootbedrijf en de universitaire we
reld. Naast deze permanente commis
sies dient ook aan 'ad hoe' werkgroepen
voor de begeleiding van bepaalde onder
zoekprojecten gedacht te worden.
Binnen de opbouw van het onderzoek
naar macro, meso en micro dient ook
naar een verbijzondering naar inciden
teel en continu onderzoek gestreefd te
worden. Op meso-niveau is het gewenst
voor incidenteel onderzoek (bijv. sector
structuur-onderzoek) een aparte afde
ling te vormen, die ook kan worden ge
bruikt, bij tijdelijk onderbezetting met
werk, om de pieken in het werk van de
andere afdelingen op te vangen ('vlie
gende brigade'). Een interessante ge
dachte van de commissie is hierbij die
van personeelsuitwisseling op tijdelijke
basis tussen het CIMK en EIM voor de
uitvoering van incidenteel micro- en
meso-onderzoek.
In verband met de sterke samenhang
tussen macro, meso en micro en de
schaarse deskundigheid, ziet de Com
missie het onderzoek ten behoeve van
het midden- en kleinbedrijf het liefst ge
concentreerd in één onderzoekinstituut,
het daartoe uit de bouwen EIM.
De commissie legt zich echter neer bij de
bestaande praktijk, welke meer institu
ten te zien geeft. Wel pleit de commissie
voor het zoveel mogelijk concentreren bij
het EIM van het meso-onderzoek en het
berekenen van de nationale gegevens
van het midden- en kleinbedrijf uit de ge
gevens voor het gehele bedrijfsleven van
het Centraal Planbureau.
Tussen de reeds bestaande instituten
voor meso- en micro-onderzoek en het
EIM moet een zo goed mogelijke taak
verdeling komen. Aan nieuwe branche
instituten dient overheidssteun te wor
den onthouden tenzij wegens de om
vang van de branche of om andere drin
gende redenen (bijv. van onderzoek-
technische aard) dit toch noodzakelijk