10 9 8 40 Conjunctuurindicator (linker schaal) 7 6 5 4 3 2 20 ANP-CBS beursindex Algemeen (procentuele veranderingen, rechter schaal) 30 0 '63 '73 '74 '64 '65 '66 '70 '76 '78 '67 '68 '72 '75 '77 '71 '69 conjunctuurverloop en voorspelling Hierbij is de kortstondige opleving in 1965-1966 buiten beschouwing gelaten. V/oorspellingsmethode Hiervoor werd vermeld, dat de indicator is samengesteld uit de procentuele ver anderingen in aantal werklozen en nij- verheidsproduktie. Past men dezelfde berekeningswijze toe op het maandge- middelde van het ANP-CBS-beursindex- cijfer Algemeen en berekent men vervol gens van deze percentages een 12- maands voortschrijdend gemiddelde, dan ontstaat een lijn die voorloopt op de conjunctuur. Het aantal maanden dat eerder een omslag optreedt dan in de in dicator is in grafiek2 weergegeven. Van af 1957 heeft dit verschijnsel zich al 10 keer voorgedaan. Het aantal maanden, dat de 'beurslijn' voorliep, varieerde van 3 tot 11De enige afwijking kon gecon stateerd worden in 1970-1971 Begin november 1977 bleek dat de 'beurslijn' in maart van dat jaar een diep tepunt gepasseerd was. Door het bere kenen van een 12-maands voortschrij dend gemiddelde, ontstaat namelijk 6 maanden achterstand. Op dat moment is voorspeld dat de indicator op zijn laatst 11 maanden na maart, dus uiterlijk in fe bruari 1978, zou gaan stijgen. Toen begin september het CBS het pro- duktie-indexcijfer van juli bekend maak te, resulteerde hieruit een waarde van de indicator voor februari die hoger was dan in januari. In januari vertoonde de indica tor derhalve een omslag, dit keer liep de beurs 10 maanden voor. Omdat de 'beurslijn' nog steeds oploopt, kan niet voorspeld worden wanneer de conjunctuur weer gaat dalen. Een herha ling van de lichte opleving in 1965-1966 zal zich waarschijnlijk niet voordoen, want de beurslijn vertoonde toen een continue daling en nu een stijging. Nu we met vrij grote zekerheid weten in welke richting de indicator zich beweegt, is de verleiding groot om ook de werklo- zenlijn en de produktielijn in grafiek 1 te extrapoleren. In het onderstaande is daartoe een poging gedaan. In 1972-1973 duurde de opgaande fase 14 maanden en in 1975-1976 18 maan den. Het is dus waarschijnlijk dat de indi cator gedurende de resterende maanden van 1978 verder stijgt. In verband hier mee is aangenomen, dat de werklozen- lijn in grafiek 1 nog drie maanden daalt en dan heel licht gaat stijgen en dat de produktielijn verder oploopt tot 1 in december. Het gemiddelde aantal werk lozen in 1978 bedraagt dan 204 800, 1 minder dan in 1977 en 197 000 gemid deld in de eerste helft van 1979, hetgeen een daling van 1,8 inhoudt ten opzich te van het gemiddelde aantal van 200 600 gedurende de eerste 6 maan den van 1978. Herleidt men de stijging van de produktielijn tot 1 in decem ber 1978 tot maandelijkse hoeveelheids- indexcijfers, dan blijkt de nijverheidspro- duktie in 1978 gemiddeld gelijk te blijven in vergelijking met 1977 en de produktie in de eerste helft van 1979 met 0,7 te stijgen ten opzichte van de eerste 6 maanden van 1978.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 16