ontplooiing coöp. bankwezen daarbij om de snelle groei van de binnen landse retailbanking - het verrichten van velerlei kleine bankdiensten op grote schaal voor een omvangrijke cliënten- groep - en van het internationale bank bedrijf. De coöperatieve banken gaven aanvankelijk vooral de ontwikkeling van de retailbanking vorm en inhoud; een groei van hun activiteiten buiten de gren zen van ons land is pas naderhand op gang gekomen. Ook hierin komt tot uitdrukking dat de uitoefening van het bankbedrijf - als zij althans op een juiste wijze plaats heeft een aangelegenheid is, welke in de loop van de tijd op evolutionaire wijze gestal te krijgt. Want de wijze waarop de coöperatieve banken sinds jaar en dag de vier functies uitoefenen, maakte deze bij uitstek geschikt om koploper bij de re tailbanking te worden. De coöperatieve banken treden - con form het wettelijke kader, waarbinnen het Nederlandse bankwezen in het alge meen opereert - van oudsher op als uni versele banken, in die zin dat zij de vier functies uitoefenen zonder nadrukkelijke zelfbeperking maar zoals daaraan bij de cliënt behoefte bestaat. Daarom zijn hun activiteiten veelzijdig en dynamisch. Het is immers wel opmerkelijk dat de coöpe ratieve banken - ad functie 1 - reeds zo vroeg waren ingeschakeld bij het girale betalingsverkeer. Toen de cliëntengroep nog overwegend uit agrariërs bestond bevorderden zij deze betalingsmethode reeds welbewust uit een oogpunt van veiligheid en efficiëncy. De agrariërs ma ken dan ook al lang gebruik van de over schrijvingsopdracht, bijvoorbeeld voor de betaling van kunstmest, veevoer en de rekening van de smid. Ook betalingen aan agrariërs - bijvoorbeeld van melk- gelden, veilingverkopen en graanleve- ranties- vinden reeds lang op girale wij ze plaats. In 1978 klinkt dit nogal vanzelf sprekend. Wij zijn vertrouwd geraakt met het girale geld, maar destijds wer den veelal munten en bankbiljetten nog heel anders bekeken en hoger gewaar deerd dan een tegoed op een saldobiljet. Het coöperatieve bankwezen heeft ech- ter grote bevolkingsgroepen door soci aal-bancair pionierswerk vertrouwd ge maakt met het girale betalingsverkeer. Op die wijze maakte het zich geschikt - vooral in de ogen van het publiek - om dit verkeer vooral voor 'de gewone man' goed te verzorgen. Het actieve bankbedrijf - ad functie 2 - werd eveneens zó uitgevoerd dat daar mee primair zou worden voldaan aan de behoeften van de cliënt. Daarom worden van oudsher leningen met gedifferenti eerde looptijden verstrekt. Daarbij wordt rekening-courantkrediet, dat zoals ban cair gebruikelijk wordt verstrekt voor het financieren van een kortlopende, eventu eel seizoenmatig bepaalde vermogens behoefte, onderscheiden van leningen met afgesproken looptijden en aflos singsschema's. Door deze differentiatie was het coöperatieve bankwezen in staat te voldoen aan leningaanvragen ten behoeve van bedrijfsfinanciering, aanschaf van kapitaalgoederen en ande re doeleinden. Om deze uitoefening van het actieve bankbedrijf verantwoord te doen zijn tegenover de cliënt en de bank zelf, golden destijds vier uitgangspunten. Deze waren: - de lening moet - evenals een krediet voor de bank steeds direct of op korte termijn opzegbaar zijn uiterlijk met een termijn van drie maanden; - vervroegde aflossing van leningen is, althans voor natuurlijke personen, steeds zonder boete mogelijk; - de rente kan afhankelijk van de kapi taalmarktsituatie tussentijds worden ge wijzigd; - er is bij leningen steeds een persoon lijke of zakelijke zekerheidsstelling nodig. Naarmate de financiële draagkracht van de banken groeide kon - als daartoe aan leiding bestond - een versoepeling van de toepassing van deze uitgangspunten plaatsvinden. Daarbij wordt in de praktijk in het algemeen een verband gelegd tus sen het tweede en het derde punt. Bij le ningen met een vaste rente wordt als re gel voor vervroegde aflossing een boete geconditioneerd om het risico van rente wijziging niet eenzijdig op de bank te la ten drukken. Voor wat het laatste punt betreft legde aanvankelijk vooral de juridische zeker heid groot gewicht in de schaal. Dit be leid is gewikt en gewogen in het rapport 'Het landbouwkrediet in Nederland' van 1960. Daarbij is het wenselijk bevonden om met meer nadruk bedrijfseconomi sche criteria in acht te nemen, zoals de cash flow-ontwikkeling. Hieraan is se dert de zestiger jaren meer en meer ge volg gegeven, als gevolg waarvan op flexibele wijze aan gedifferentieerde be hoeften bij de bedrijfsfinanciering kon worden voldaan. De ontwikkeling van de girale salarisbe taling zou een nieuwe grote cliënten- groep met het bankwezen in contact brengen. Voor deze groep zou het duide lijker worden dan voorheen, dat een bank in diverse financieringsbehoeften kan voorzien. De flexibiliteit van het coöperatieve bankwezen bij het krediet- beleid, maakte dit geschikt om ook aan aanvragen van 'der neue Bankkunde' in het kader van de retailbanking te vol doen. Uitdaging Aan het einde van de vijftiger jaren be gonnen - ad functie 3 - grote verande ringen in het passieve bedrijf van het Ne derlandse bankwezen. De algemene banken, die ook een attent beleid voer den en daardoor in een intensieve con currentie met het coöperatieve bankwe zen kwamen, verleenden in toenemende mate middellang krediet. In het span ningsveld van expansie en behoud van betrouwbaarheid zochten zij naar pas sende financieringsmiddelen. Daartoe betraden zij de spaarmarkt en gooiden daarmee in feite de knuppel in het ban caire hoenderhok. Het komt gewenst voor om hier even te herhalen wat omtrent het een en ander reeds is gezegd in onze beschouwing over 'Bankwezen in sociaal-economisch perspectief'; 'Tot dan toe domineerden bij de coöperatieve en de spaarbanken - alsmede bij de Nederlandsche Midden- standsbank - met betrekking tot de spaarder het motief om de toevertrouw de gelden op sociaal verantwoorde wijze te beleggen. Hierin kwam in beginsel geen verandering, maar het een en ander werd wel aangevuld met de intentie om door een actief rentebeleid de desbetref fende gelden, aan te trekken. Daardoor vond een opmerkelijke commercialise ring van de spaarmarkt plaats. De coöpe ratieve banken pasten zich behendig bij deze nieuwe situatie aan.' Dit bevat een duidelijke verwijzing naar de houding van het coöperatieve bank wezen met betrekking tot de perspec- tiefbiedende retailbanking. Zij waren door hun traditionele maatschappelijke plaatsbepaling en de wijze waarop zij de bankfuncties vanaf hun begin uitoefen den, goed uitgerust om in de ontwikke ling van deze tak van bankwerkzaamhe- den een rol van betekenis te spelen. Daarbij werd intuïtief aangevoeld dat - voor wat het bancaire perspectief betrof - tot dan toe een goede koers was geva ren. In het voetspoor van de pioniers voor wat de uitgangspunten en het prak tische beleid betreft, maar binnen sterk gewijzigde sociaal-economische ver houdingen, openden zich nieuwe fonke lende perspectieven. Zo beleefde het coöperatieve bankwe zen vooral de tweede helft van de zes tiger jaren als een uitdaging; de toe komst deed zich voor als 'a challenge'. Dit zou vooral tot uitdrukking komen - ad functie 4 in de financiële dienstverle ning zonder directe beïnvloeding van de bankbalans. Tot dan toe was deze tak van werkzaamheden nog maar tot be scheiden ontwikkeling gekomen. De par ticipatie in emissiesyndicaten was ge ring en nog maar weinig cliënten hadden behoefte aan belegging in effecten. Maar parallel met de uitbreiding van het cliëntenbestand werden de werkzaam heden op deze terreinen betekenisvol uitgebreid. Juist met betrekking tot de semi-bancaire dienstverlening beleefde het coöperatieve bankwezen de toe komst als een uitdaging. Weliswaar bemiddelen algemene ban ken in het kader van de whole sale-bank- ing reeds lange tijd bij het afsluiten van verzekeringen. De introductie van verze keringen bij de retailbanking was echter vooral het werk van de coöperatieve

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 12