de ontplooiing van het coöperatieve bankwezen (2) In zijn tweede artikel gaat prof. Rijnvos verder met het vanuit zijn visie bespreken van de ontwikkeling van de coöperatieve banken in de laatste decennia. Hij doet dat tegen de achtergrond van de ontwikkeling van het bankwezen in het algemeen. In veel wat professor Rijnvos over ons schrijft zullen we ons zelf herkennen, al is het natuurlijk onvermijdelijk - gezien de omvang en ingewikkeldheid van de stof- dat we bij lezing bepaalde punten missen of accenten iets anders zouden willen leggen. Vooral sinds het midden van de zestiger jaren beleven de coöperatieve ban ken in ons land een opmerkelijke groei en bloei. Voor wat de oorzaken hiervan betreft is een drietal factoren van bijzondere betekenis. Het gaat daarbij ten eerste om de maatschappelijke positiebepa ling, die reeds aan de orde was. Ten tweede is het van belang op welke wijze de bancaire basisfuncties worden uitgeoefend. Dat onderwerp staat voor vandaag op de agenda. De derde factor die een bijzonder gewicht in de schaal legt is het karakteristiek van het gedrag met betrekking tot het geld. Dat is het thema voor onze slotbeschouwing. Het is merkwaardig, dat over de bancaire basisfuncties nog zo verschillend wordt gedacht. Onlangs schreef professor Gans hierover in 'Economisch-Statisti- sche Berichten' dat naar zijn mening 'de activiteiten van de algemene banken in drie hoofdcategorieën uiteenvallen, te weten: de specifieke bancaire, het effec ten- en emissiebedrijf en de overige acti viteiten (handelsbemiddeling, reizen, verzekeringen en dergelijke). Deze inde ling spreekt ons om twee redenen niet erg aan. Op de eerste plaats blijkt er on voldoende uit wat specifiek bancair is, terwijl een goed inzicht op dit punt niet kan worden gemist om te weten waar over het bij de indeling in feite gaat. Ten tweede worden bij de functie-indeling van Gans de bancaire werkzaamheden praktisch niet begrensd, terwijl aan zo'n scheidslijn toch wel behoefte is. Met dit alles lijkt het niet gewenst om de omschrijving van Gans te volgen. Wij gaan liever uit van een reeds eerder door ons gepresenteerde indeling van de bankwerkzaamheden, die wél - dat moge direct nader blijken - vrij duidelijk het specifiek bancaire tot uitdrukking brengt en waarmee ook de begrenzing kan worden aangegeven. Vier functies Bankieren is - we zeiden het reeds dienstverlening op het financiële vlak. Het gaat daarbij vooral om bemiddeling in het betalingsverkeer, alsmede om het aantrekken en uitzetten van gelden. De wijze waarop het een en ander in concre- to geschiedt, is voor een goed deel af hankelijk van plaats en tijd. Bijgevolg is de inhoudelijke beschrijving van de ban caire functies in hoge mate een pragma tische aangelegenheid. Verder wordt de praktische vormgeving van de werk- Prof. dr. C. J. Rijnvos zaamheden voor een goed deel bepaald door twee factoren. Het gaat daarbij op de eerste plaats om het wettelijke kader, hetgeen is bepaald in de Bankwet en in de Wet Toezicht Kredietwezen. Neder land heeft daarbij gekozen voor het uni versele banksysteem. Men denke hierbij niet aan de Duitse terminologie, volgens welke de uitdrukking 'Universalbank' duidt op industriële deelnemingen. Zij heeft hier de betekenis dat, wanneer een instelling vergunning van de autoriteiten heeft verkregen voor de uitoefening van het bankbedrijf, zij ook alle werkzaamhe den die hiertoe normaliter behoren, mag uitoefenen. Volgens de nieuwe Wet Toe zicht Kredietwezen zijn de eisen voor het verkrijgen van de desbetreffende ver gunning een eigen vermogen van vol doende omvang, alsmede een meer- hoofdige, deskundige en betrouwbare leiding. Wij kennen dus geen wetgeving voor partiële vergunningen, bijvoorbeeld alleen voor het verlenen van kort krediet, zoals onder andere in Italië het geval is. Of en in hoeverre zich een bank, nadat de vergunning is verkregen, in haar activi teiten wenst te beperken is haar eigen zaak. Het tweede punt sluit direct op het voor gaande aan en heeft betrekking op de aard van de financiële dienstverlening, zoals die door het bankwezen wordt ver-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1978 | | pagina 10