wob
wob
der populair wordt naarmate de oplei
ding van de ondervraagden hoger
wordt. De brede spreiding van Rabo-
bank-cliënten over de gehele Neder
landse bevolking op onze populariteits-
score. Het blad FEM schreef in een arti
kel over het onderzoek: 'De postbode
zal aan de reputatie van de RPS meer
hebben bijgedragen dan enige bancaire
activiteit van de RPS. Daarom is het op
vallend dat de Rabobank, die toch dat
soort voorname ondersteuning moet
missen, vrijwel even goed uit de bus
komt als de RPS'. Hoewel ook bij ons de
postbode een warm plekje heeft, ver
moeden wij dat zowel marktaandeel als
het grote aantal post- en Rabobankkan-
toren in den lande een meer doorslag
gevende rol spelen.
Wij hadden graag nog even verder wil
len gaan door uit de enquête te conclu
deren dat de eigen aanpak van het
bankbedrijf, die onze coöperatieve ban
ken sinds 80 jaar beoefenen, kennelijk
bij een groot percentage van de Neder
landers goed valt. Zo'n conclusie is ech
ter niet geoorloofd. Helaas, want de uit
komst van de enquête zegt niets om
trent het 'waarom' van de sympathie of
antipathie. Wat niet wegneemt dat we
het toch heel prettig vinden dat van 700
willekeurige Nederlanders er 294 desge
vraagd lieten weten 'veel sympathie
voor ons te koesteren'.
DEUREN OPEN BIJ
PENSIOENFONDSEN
In het Financieele Dagblad van
maandag 18 september 1978 lazen wij
een artikel waarin het DSM Pensioen
fonds pleit voor een snelle oplossing
van de problemen, welke ontstaan bij
een wisseling van werkgever. Wij me
nen er goed aan te doen deze publikatie
in enigszins verkorte vorm weer te ge
ven, aangezien het aansluit bij het twee
de uitgangspunt in de toelichting op het
concept Pensioenreglement 1978, dat
onlangs is verschenen.
De Stichting Pensioenfonds DSM-Che-
'mie acht het van belang dat het pro
bleem van pensioenverlies bij verande
ring van werkgever met voorrang tot
een oplossing wordt gebracht. Het
fonds heeft bij zijn oprichting in het re
glement bepalingen vastgelegd die dit
verlies zoveel mogelijk moet voorko
men. Deze praktijk belemmert op geen
enkele manier een normale voortgang
van de werkzaamheden rond de pen
sioenplicht.
Via de reglementen van het pensioen
fonds zijn als het ware voor- en achter
deur van het fonds opengezet. Het
fonds is enerzijds bereid bij het vertrek
van een deelnemer de aanwezige pre
miereserve mee te geven als betrokkene
bij zijn nieuwe werkgever deze ade
quaat in de pensioensfeer kan aanwen
den, en anderzijds is men bereid de door
j een nieuwe deelnemer meegebrachte
afkoopsom te vertalen in enige dienstja
ren volgens de eigen regeling.
Dit openzetten van deuren sorteert na-
I tuurlijk niet het beoogde effect als die
j van andere fondsen of verzekerings
maatschappijen gesloten blijven. Het
bestuur is blij dat al een aantal fondsen
en ook levensverzekeringsmaatschap-
pijen bereid zijn op deze wijze hun oude
en nieuwe deelnemers tegemoet te ko
men. Het ware te wensen dat ook de
overheid als grootste werkgever aan
nieuwe deelnemers de mogelijkheid van
inkoop zou geven.
Het voorkomen van pensioenverlies bij
verandering van werkgever wordt wel
als een van de voordelen genoemd van
een algemene pensioenplicht, mede
i door de invoering van het z.g. levensja-
renbeginsel. Te vaak wordt daarbij ver
geten dat de voorgenomen algemene
pensioenplicht geen oplossing biedt
j voor het verleden.
Het moge dan waar zijn dat pensioen
verlies door verandering van werkgever
in het verleden de gemoederen nog niet
in die mate in beweging bracht, dat
neemt toch niet weg dat velen de nare
consequenties daarvan zullen ondervin
den.
Omtrent de aanvang van dit probleem
i bestaat nauwelijks enig inzicht. Ook al
zou een oplossing voor het verleden niet
tegelijkertijd en in zijn volle omgang
realiseerbaar zijn, mag dit een oplossing
voor de toekomst uiteraard niet in de
weg staan.
Afgezien van de immense problemen
die nog tot een oplossing moeten wor
den gebracht is de behoefte aan een
pensioenplicht duidelijk afgenomen. In
de 10 jaar dat men nu aan deze pen
sioenplicht werkt heeft de ontwikkeling
op pensioengebied bepaald niet stilge-
staan en het is niet ondenkbaar dat als
het vooruitzicht voor een pensioenplicht
er niet zou zijn geweest er nauwelijks
nog van witte vlekken in de Nederland-
j se pensioenwereld zou kunnen worden
gesproken.
BESTUURDERS EN
MAATSCHAPPELIJKE
ONTWIKKELING
De veranderende aard en omvang van
de banken, diversificatie, fusie, reorga-
j nisatie, vragen dat op een andere wijze
naar de eigen organisatie en de markt
wordt gekeken en gehandeld.
Meer en meer wordt de leiding van het
bedrijf ook in gedrag beïnvloed door
j wetgeving en regelingen van buitenaf.
Ontslagrecht, werkoverleg, bedrijven-
werk, OR, veiligheid, arbeidsvoorwaar
den, arbeidsomstandighedenwet, spe
len een steeds grotere rol.
Het traditionele gezag wordt aange
sproken door de veranderende houding
van medewerkers ten opzichte van werk
en werkomgeving. Grote duidelijkheid
en objectiviteit worden gevraagd terwil-
le van de rechtszekerheid.
Van maatregelen met betrekking tot
overplaatsing, functieverandering, pro
motie en dergelijke wordt verwacht dat
zij worden genomen op basis van gel
dige, op het werk betrekking hebbende
criteria.
Het 'gezicht' van de onderneming wordt
er kwetsbaarder door. Het bestuur ver
wacht dat medewerkers en vooral de di
recteuren zich hiervan rekenschap ge
ven.
Anderzijds hebben deze ontwikkelingen
ook consequenties voor het functione
ren op bestuurlijk niveau. Leden van be
sturen en raden van toezicht worden
immers bij alle ontwikkelingen en ver
anderingen in het maatschappelijk ver
keer nauw betrokken, zowel binnen als
buiten de bank.
Het is daarom verheugend te constate
ren dat daarop passend wordt inge.-
speeld en aan de sociale en organisato-
rische aspecten in het bankbedrijf in de
i serie bestuurdersconferentie 1978/1979
in ruime mate aandacht wordt besteed.